In het -voormalige- tijdschrift Kronieken van de Genealogische Vereniging Prometheus van de TU-Delft, 4e jaargang 1995, pag. 133-183 is de genealogie van het geslacht (van) Leeuwenhoek gepubliceerd. Hieronder is de tekst van dat artikel opgenomen.
(VAN)
LEEUWENHOEK
door
E.W.
van den Burg en drs. G.J. Leeuwenhoek
Inleiding
Waarom een genealogie?
Vooral in Delft, maar ook daarbuiten worden we vaak
geconfronteerd met de naam Antoni(e) van Leeuwenhoek; straten, gebouwen en
zelfs een ziekenhuis zijn naar hem genoemd. Aan de persoon Antoni van
Leeuwenhoek zijn in de 20e eeuw diverse boeken gewijd, zoals "Antonie van
Leeuwenhoek, zijn leven en zijn werken", door dr. A. Schierbeek en
"Leeuwenhoek's afkomst en jeugd" door dr. W.H. van Seters. Op 23
oktober 1982 werd, ter gelegenheid van de herdenking van zijn 350e geboortedag,
in Delft een aantal voordrachten gehouden onder het motto "Van
Leeuwenhoek herdacht" en van recenter datum (januari 1992) is de bijdrage
van de oud-gemeentearchivaris van Delft, de heer drs. A.J.H. Rozemond aan het
boek "Leeuwendeel" met als onderwerp "Wilsbeschikkingen van
Antoni van Leeuwenhoek".1 In genoemde boeken is onder andere
aandacht gegeven aan de afkomst van Antonie en is een beknopte genealogie van
het geslacht opgenomen (Schierbeek).
De reden om nu opnieuw aandacht te besteden aan de
genealogie Leeuwenhoek is, dat inmiddels het nodige aanvullende materiaal is
gevonden. Met name betreft dit de aankleding van de genealogie ten aanzien van
de tak van de broer van de vader van Antoni, de tak waarvan thans nog
nakomelingen aanwezig zijn.
De familienaam.
De heer Schierbeek veronderstelt dat de naam Leeuwenhoek
afkomstig is van de Leeuwenpoort, op de hoek van de Leeuwensteeg bij het Oosteinde,
waar Thonis Philipsz. (gen. II) eertijds woonde. In februari 1601 nl. wordt
"Theunis Philipsz., mandem(ake)r int Oosteijnde bijt Leeuwenpoortge"
ingeschreven in het lidmatenboek van de Nederduits Gereformeerde Kerk in
Delft.2
De eerste keer dat de achternaam Leeuwenhoek wordt
gebruikt is, voorzover bekend, in het testament uit 1621 van de zoon van
Theunis nl. Huijch, waarin beiden met achternaam "van Leeuwenhouck"
voorkomen.3 Gebruikelijk was het hanteren van de achternaam nog
niet. Zo wordt bij de dopen van de eerste vijf kinderen alsmede bij het zevende
en achtste kind van Huijch nog gebruik gemaakt van het patronymicum.
Bij het zesde kind wordt hij "van
Leeuwenhouck" genoemd en bij het negende kind "van Leeuwenhoec".
De vijf kinderen van de oudere broer van Huijch, Thonis Philipsz, zijn alle
onder patronymicum gedoopt. Voorzover de kinderen van de broers Huijch en
Thonis volwassen zijn geworden hebben ze later wel de achternaam gebruikt.
Als schrijfwijze van de naam in de 17e en 18e eeuw komen
we tegen Leeuwenhouck, Leeuwenhoeck, Leeuwenhoek, Leeuwenhoex, Leuwenhoek en
Leeuwenhoec. Meestal, maar niet altijd, wordt het voorvoegsel "van"
gebruikt. In de 19e eeuw wordt dat voorvoegsel nog een enkele keer gebruikt,
echter niet in de BS-gegevens. In dit artikel wordt het voorvoegsel weggelaten,
behalve bij citaten.
De familie behoorde tot de Nederduits Gereformeerde Kerk
en de DTB gegevens van Delft hebben alle betrekking op de Oude en Nieuwe Kerk.
Bij de hieronder opgenomen dopen en huwelijken is dat niet nader opgenomen.
Delft en Haastrecht
Zoals hierboven aangegeven wordt de naam Van Leeuwenhoek
voor het eerst in Delft gebruikt in het prille begin van de 17de eeuw. De
familie is tot in de eerste helft van de 18e eeuw in Delft woonachtig gebleven.
Begin 18de eeuw vertrok Lambertus Leeuwenhoek (VIb) via Rotterdam naar
Haastrecht. Medio 18e eeuw (in 1773) stierf de nog in Delft woonachtige
familie -in mannelijke lijn- uit en werd de naam alleen nog door de nakomelingen
van Lambertus gedragen. Hoewel deze Lambertus 10 kinderen kreeg, waaronder 5
zonen, heeft het geslacht aan een zijden draadje gehangen. Slechts één van de
zoons van Lambertus, nl. zoon Jacob, kreeg een zoon te weten Lambertus Leeuwenhoek
(VIII). Van deze Lambertus (1771-1826), weeskind op tweejarige leeftijd,
stammen alle thans nog levende Leeuwenhoeken af.
Van de bij de volkstelling 1947 in Nederland levende 57
personen met de achternaam Leeuwenhoek stamden 49 personen af van diens zoon
Jacob Leeuwenhoek (1806-1879), gehuwd met Jacoba ten Brummeler (1810-1889), en
8 personen van Willem Leeuwenhoek (1811-1869), jongere broer van Jacob, die
gehuwd was met Antje Hoogendoorn (1823-1868), van welke laatsten de auteurs
van dit artikel afstammen.
Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de familie Leeuwenhoek
niet verwant is aan de familie Sleeuwenhoek.4
Beroepen
In de oudste generaties Leeuwenhoek treffen we nagenoeg
alleen mandenmakers aan (generatie II en III; IVb, Va, VIa), middenstanders
die in hun nering een redelijke boterham verdienden.
Enkelen kwamen iets hoger op de maatschappelijke ladder;
Maerten Leeuwenhoek (IVc) was pachter van diverse imposten, Adriaan Leeuwenhoek
(Vb) was ruim 40 jaar notaris in Delft. De bekende Antoni van Leeuwenhoek (IVa)
heeft, na zijn aanvankelijke beroep van lakenhandelaar, overwegend ambtelijke
banen vervuld bij de stad Delft en werd beroemd door zijn natuurkundig
onderzoek.
Lambertus Leeuwenhoek (VIb) was koopman. In zijn
nageslacht in Haastrecht in de 18e eeuw, alsmede in de 19e en -in iets mindere
mate- de 20e eeuw, is veehouder het meest voorkomende beroep.
Wapen.
Tijdens het verzamelen van gegevens voor deze genealogie
waren er aanwijzingen dat Antonie van Leeuwenhoek een wapen heeft gevoerd.
Enige malen wordt gesproken van een signet (zegel) met het wapen. Verder komt
het voor op enkele aardenwerken borden en op een boeldag in 1885 zou een
schilderij, voorstellende het wapen van Leeuwenhoek zijn verkocht.5
Blijkens een tekening van mr. Willem van der Lely, veertigraad en burgemeester
van Delft6, heeft op de grafzerk van Antoni in de Oude Kerk in Delft
een afbeelding gestaan van een klimmende leeuw, maar deze is er in de Franse
tijd afgebikt. Het meeste houvast biedt een beschrijving en reconstructie van
het wapen opgenomen in het boekje "Het leven van een groot natuuronderzoeker
Antoni van Leeuwenhoek", geschreven in 1871 door de apotheker P.J.
Haaxman in Rotterdam.1 Hij beschreef het wapen aldus "Het is een schild
van goud, beladen met een klimmende leeuw van azuur, getongd en geklauwd van
keel. Het schild gedekt door een schuin staanden helm, waarop als helmteeken
een vogelvlucht van goud en azuur, gedekt met helmdekken van goud en
azuur".
GENEALOGIE
I. PHILIPS TONISZ., wordt in 1559 poorter van Delft
en is afkomstig uit Den Haag (*). Mogelijk is hij de stamvader van het
geslacht Leeuwenhoek. In de thesauriersrekeningen 1574-1575 van Delft komt een
Philips Thonisz. voor als deurwaarder van de weeskamer. Het is echter niet
bewezen dat dit dezelfde persoon is.
Kinderen:
1. THONIS
PHILIPSZ., volgt II.
2. CORNELIS
PHILIPSZ. (**), mandenmaker aan de Oude Delft 1615 en kort daarna aan het
Oosteinde, begr. Delft 20 november 1616. Hij huwde 1e met N.N. Hij huwde 2e
Delft 10 mei 1615 met Machteld Jacobsdr., wed. van Jan Cornelis.
3. JAN PHILIPSZ.
VAN LEEUWENHOUCK (**), j.g. in't Oosteijnde, varentsgast. Hij huwde Delft 5
maart 1634 met Geertruijt Arijens, j.d..
(*) Deze gegevens zijn ontleend aan de genealogie,
opgenomen in bovengenoemd boek van Schierbeek. Ware het niet, dat de auteurs
kennis hadden genomen van dat boek, dan waren de auteurs begonnen met Thonis
Philipsz., thans generatie II. Maar evenmin als de heer Schierbeek een
sluitend bewijs kon vinden dat Philips Thonisz. de stamvader is geweest, net
zomin kunnen de auteurs het tegendeel bewijzen en daarom hebben zij de
genealogie geopend met dezelfde persoon, evenwel ook met hetzelfde voorbehoud
als Schierbeek en later Van Seters hebben gedaan.1
(**) In de genealogie van Schierbeek zijn Cornelis en
Jan Philipsz. weliswaar opgenomen, maar achter beide namen staat een
vraagteken. Het zal moeilijk zijn, zo niet onmogelijk, om te bewijzen dat
Cornelis en Jan kinderen van Philips Thonisz. zijn. Thonis en Cornelis waren
allebei mandenmaker hetgeen er op zou kunnen wijzen dat het om broers gaat. Bij
Jan Philipsz. dat hij varentsgast is. Diens huwelijksjaar 1634 ligt daarnaast
veel later. Daar tegenover staat dat hij wel in de huwelijksaantekening de
achternaam Van Leeuwenhouck voert.
II. THONIS (THEUNIS, THOMAS) PHILIPSZ. (LEEUWENHOEK),
mandenmaker, begr. Delft 12 mei 1643. Hij huwde 1e Delft 22 mei 1594 met Geertgen
Huijgen, j.d. van Delft, begr. Delft
1 november 1600. Hij huwde 2e Delft 11 maart 1601 met Neeltgen
Cornelis, j.d. van Delft, begr. Delft
31 oktober 1609. Hij huwde 3e Delft 19 september 1610 met Truijtgen
Joriaens (Jurriaens) van Ham, j.d. van Delft, begr. Delft 9 september
1612. Hij huwde 4e Delft 6 april 1614 met Agniesgen Bastiaensdr., wed.
van Pieter Stevens de Lange, wonende in Vrouwjuttenland, begr. Delft 21 november
1631.
Thonis woont bij zijn 1e huwelijk aan de Oude Delft over
de halve maan. Bij zijn latere huwelijken (1601, 1610 en 1614) woont hij aan
het Oosteijnde en in 1643 bij zijn zoon Huijch aan de Brabantse Turfmarkt. In
het huizenprotocol komt hij twee maal voor met de vermelding "Leeuwenpoort
Vooromme" een éénmaal als "mandemaecker, Verwersdijk".
Theunis Philipsz. werd in februari 1601 ingeschreven
als lidmaat van de Nederduits Gereformeerde Kerk. Hij woont dan aan het
Oosteinde bij het Leeuwenpoortje.
Aan de hand van de registers op de verpondingen van 1632
kunnen we opmaken dat Thonis Philipsz. Leeuwenhoek, mandenmaker, een aantal
malen wordt aangeslagen: Cromhoutspoort (29 stuivers), noortsij van de poort
van de Vest naet water (36 stuivers), idem (2 gulden), aen straet (5 gulden),
Oosteinde O.Z. (5 gulden).8 In 1638 wordt hij voor haardsteegeld
aangeslagen voor 2 gulden (Oostsij vant Oosteijnde).9
Thonis Philipsz, testeert op 2 april 1643.10
Het testament wordt opgemaakt in het huis van zijn zoon Huijch aan de
Brabantse Turfmarkt, bij wie hij woont. Thonis is ziekelijk van lichaam,
wezende "cranck van jichte". Zijn zoon Huijch, of bij vooroverlijden
diens kind of kinderen, wordt tot generaal erfgenaam aangewezen, terwijl de
vier kinderen van zijn overleden zoon Philips, geprocreëerd bij Margrieta van
den Berch tesamen erven 4.000 carolus guldens tot 20 stuivers het stuk.
Huijch zal deze 4.000 carolus guldens binnen drie maanden na het overlijden
moeten uitkeren aan de administrerende voogd, te weten Johan van den Berch, die
het geld moet beleggen en wanneer de kinderen meerderjarig zijn of gaan trouwen
het geld met de rente aan hen uitkeren. Als voogden worden benoemd Huijch
Leeuwenhoeck, Johan Jacobsz. van den Berch en Simon Elsevier, broer en zwager
van Margrieta van den Berch.
Kinderen:
1. N.N. (kind),
begr. Delft 15 april 1596.
2. N.N. (kind),
begr. Delft 24 november 1596.
3. PHILIP
THONISZ., volgt IIIa.
4. HUIJCH (HUGO)
THONISZ., volgt IIIb.
5. N.N. (kind),
begr. Delft 22 juni 1605.
6. N.N. (kind),
begr. Delft 29 augustus 1612.
7. N.N. (kind),
begr. Delft 8 oktober 1622.
IIIa. PHILIP THONISZ. (LEEUWENHOEK), mandenmaker,
begr. Delft 8 januari 1638. Hij huwde Delft 30 januari 1622 met Margrietke
Jacobsdr. van den Berch, geb. ca. 1594, dochter van Jacob Sebastiaen van
den Bergh, brouwer en Margriete Cornelis Verburgh. Margrietke hertrouwt 18
december 1640 met de wedr. Jacob Jansz. Molijn, geb. ca. 1574, deurwaarder
der gemene middelen en stadsschilder van Delft, begr. Delft 3 september 1644.
Na 1632 worden Philips Tonis en later zijn weduwe
Grietgen Jacobs van den Berch aangeslagen in de verpondingen (Noordsij van de
poort van de Vest naet water, int slop) voor 36 stuivers.11 In
1638 wordt de weduwe van Philips Thonisz., Oostsij vant Oosteijnde,
aangeslagen in het haardstedengeld voor 3 gulden.12
Op 25 november 1664 verklaren Anthony Leeuwenhoek, Jan
Molijn als echtgenoot van Margrieta Leeuwenhoek, beiden wonende te Delft, en
Claes Janse van Leeuwen, als echtgenoot van Catarina Leeuwenhoek, wonende te
Rotterdam, dat ze uit handen van Johan van den Bergh, koopman te Rotterdam,
zijnde hun oom, ontvangen hebben hetgeen hen toekomt uit de nalatenschap van
hun oudtante Aaltge Sebastiaans van den Berg, zijnde in totaal 5000 carolus
guldens.
Hun moeder Margrietke Jacobsdr. van den Berg heeft haar
leven lang de vruchten van deze nalatenschap getrokken.13
Kinderen:
1. MARGRIETA
PHILIPSDR., ged. Delft 30 juli 1623, begr. Delft 14 oktober 1678. Zij ondertr.
Delft 18 april 1643 en Amsterdam 23 april 1643 en huwde te Amstelveen 10 mei
1643 met Jan Jacobs de Molijn (Du Molijn, Mollijn), geb. Delft 1618, j.g. in de
Choorstraat, schilder, begr. Delft 8 december 1691. Hij is een zoon van de eerdergenoemde
Jacob Jans Molijn. Uit dit huwelijk drie kinderen.14
Margrieta en
Jan testeren op 24 januari 1664.15 Ze benoemen elkaar tot universeel
erfgenaam en tot voogd. Indien één van hen overlijdt zullen de kinderen bij
volwassenheid elk 100 gulden krijgen. Bij hertrouwen van de langstlevende moet
2/3 van de boedel aan de kinderen worden uitgekeerd.
2. GEERTRUIJT
PHILIPSDR., ged. Delft 6 januari 1626, overl. vóór juni 1649. Zij ondertr.
Amsterdam 19 september 1647 en huwt Leiden (Hooglandse kerk) op 8 oktober 1647
met Jan (Johannes) Michielsz. (van Schuijlenburg), geb. ca. 1626, zijdereder
(1647), makelaar te Amsterdam (1666), begr. Amsterdam 22 september 1666,
zoon van Michiel Jacobsz. (van Schuijlenburg) en Trijntje Wouters.
Op 1
september 1647 sluiten Geertruijt en Jan, ten huize van Jacob Molijn in Delft,
huwelijkse voorwaarden.16 Geertruijt, wonend bij haar oom en tante
Maarten Tersijden en Anna van den Berch aan de Breestraat in Leiden, wordt
vergezeld door haar moeder en haar stiefvader Jacob Molijn, alsmede door haar
ooms en voogden Huge Tonnisz. van Leeuwenhouck en Johan van den Berch, allen
wonende te Delft, en Maarten Tersijden, oom, notaris te Leiden. Jan, wonend in
Amsterdam, door zijn vader Michiel Jacobsz., zijn stiefmoeder Neeltgen
Jacobsdr. en Jan Neering, zijn cosijn en voogd. Ze verklaren beiden een codicil
gemaakt te hebben. Bij overlijden zonder kinderen na te laten gaat hetgeen
daarin genoemd is naar de tak waarvan het komt, met dien verstande dat als
Geertruijt eerst komt te overlijden aan Jan uit haar boedel een bedrag van 200
carolus gulden moet worden gegeven en als Jan eerst komt te overlijden aan haar
uit zijn boedel een bedrag van 400 carolus gulden moet worden uitgekeerd.
Waarschijnlijk
is het huwelijk tussen Geertruijt en Michiel kinderloos gebleven (althans er
zijn geen kinderen in Amsterdam gedoopt).
Johannes
Michielsz. (van Schuijlenburg) hertrouwt (ondertr.) Amsterdam 10 juni 1649
met Maria Danckers, dochter van Cornelis Danckers.
3. NEELTGE
PHILIPSDR., geb. 1628, begr. Delft 4 oktober 1650.
4. MARIA
PHILIPSDR., ged. Delft 1 april 1630, overl. voor 2 april 1643. Mogelijk is
Maria dezelfde als Maritgen Philps, begr. Delft 17 februari 1632.
5. THONIS PHILIPSZ.,
volgt IVa.
6. JACOB
PHILIPSZ., ged. Delft 1 november 1635, begr. Delft 27 februari 1639.
7. CATARINA
PHILIPSDR., ged. Delft 24 mei 1637, overl. na 1684. Zij huwde Delft 17 maart
1655 met Claes Jansz. van Leeuwen, j.m. wonend in de Choorstraat, later vendumeester
in Rotterdam.
Catarina
Leeuwenhoek, wed. van Claes Jansz. van Leeuwen, verklaart op 13 december 1684
uit handen van de voogden (de bij testament benoemde Johan Jacobus van den
Berg en de gesurrogeerde voogden Antony Leeuwenhoek en Jacobus Deserie)
ontvangen te hebben haar erfportie groot 631 gulden, 2 stuivers en 2
penningen, van haar over oudoom Johan Sebastiaans van den Berg.17
IVa. THONIS (ANTONI) PHILIPSZ. (VAN LEEUWENHOEK),
geb./ged. Delft 24 oktober/4 november 1632, stadsbode, landmeter, wijnroeier,
natuurkundig onderzoeker, overl. Delft 26 augustus 1723 (aangeg. impost 30
gulden). Hij huwde 1e Delft 29 juli 1654 met Barbara de Meij, ged. Delft
31 december 1629, begr. Delft 14 juli 1666, dochter van Elias de Meij,
saaijtrapier, handelaar in serge, en Maria Verlin.
Hij huwde 2e Pijnacker 25 januari 1671 met Cornelia
Swalmius, begr. Delft 6 januari 1694, dochter van Johannes Arnoldsz. Swalmius,
predikant in Valkenburg 1621-1661, en Grietje Adriaensdr. Uttenbrouck.
ANTONI VAN LEEUWENHOEK, NATUURONDERZOEKER1
Zoals in de inleiding is aangegeven, is er reeds veel
over Antoni van Leeuwenhoek geschreven. Daarom hebben de auteurs er even aan
gedacht om bij de beschrijving van zijn persoon en wilsbeschikkingen summier
te zijn en veel te verwijzen. Aangezien er de laatste jaren een aantal
aanvullende publicaties over Antoni is verschenen leek het de auteurs bij nader
inzien toch gepast om hier allereerst een chronologische schets te geven van
het leven van de ontdekker van het microscopisch kleine leven en voorts
aandacht te besteden aan de wilsbeschikkingen van hem en zijn -kinderloos
overleden- dochter. Voordat hij zou uitroepen "Lieve Godt, wat sijnde al
wonderen in soo een kleyn schepsel", was er immers al heel wat aan vooraf
gegaan.
Toen Antoni 5 jaar oud was verloor hij zijn vader en in
1641 of 1642 werd hij in Warmond op school gestuurd. Hij en zijn zuster
Grietgen hebben van 1648 tot 1654 in Amsterdam bij hun oom de wollekoper Pieter
Maurits Douchy op de Rozengracht gewoond. Via deze kwam hij in dienst van de
Schotse groothandelaar William Davidson, eerst als hulp, later als kassier.
In 1653 of 1654 ging hij terug naar Delft, trouwde en
werd lakenhandelaar. Hij kocht het huis aan de westzijde van de Hippolytusbuurt
van apotheker Johan Lieftingh. Dit huis, waarvoor hij 5000 gulden moest lenen,
was genaamd "Het Gouden Hoofd". Hij werd lid van het Sint Nicolaas
gilde en betaalde in 1655 zijn "incomste". Daarna vindt men zijn
gildebijdragen jaarlijks vermeld, één maal voorzien van de opmerking "wil
niet betalen". Er is een aantal rekeningen bewaard gebleven waaruit blijkt
dat hij onder meer in wollen stoffen, bombazijn, rode zijde, knopen en linten
handelde.
Op 26 maart 1660 werd hij Kamerbewaarder van de
"Camer daar de H.H. Schout, Schepens en die van de Wet deser stadt vergaderen",
terwijl hij in 1677 tot generale wijkmeester werd benoemd. In de functie van
Kamerbewaarder -het best te vergelijken met die van deurwaarder- werd hij op
30 september 1676 benoemd als curator in de failliete boedel van de schilder
Johannes Vermeer.
De eerste natuurwetenschappelijke waarnemingen die van
hem bekend zijn dateren uit het jaar 1668. Toen bracht hij een bezoek aan
Engeland en in een brief uit 1674 vertelt hij dat hij materiaal uit kalkrotsen
van Gravesend en Rochester nauwkeurig bekeken heeft. In 1669 legt hij het
examen voor landmeter af. In 1673 begint de correspondentie met de Royal
Society in Londen, die, met enkele onderbrekingen, de rest van zijn leven zal
duren. In 1679 werd hij aangesteld als wijnroeier, welke post hij tot zijn dood
bleef bekleden. Al met al leverden zijn ambtelijke posten hem ca. 800 gulden
per jaar op en dat was ongeveer evenveel als de stadssecretaris verdiende.
Bij zijn onderzoekingen ging zijn aandacht vooral uit
naar de opbouw van organismen en naar de verwerkingsmechanismen van de
voortplanting en de groei. Zijn belangrijkste ontdekkingen zijn de rode
bloedlichaampjes 1673, de infusoria 1675 en de spermatozoïden 1677. In de loop
van de jaren werden uit 116 brieven excerpten gepubliceerd in de
"Philosophical Transactions" van de Royal Society, waarvan hij in
1680 tot Fellow werd gekozen.
Als teken van verkiezing ontving hij een diploma en een
zilveren doos.
De enige andere buitenlandse onderscheiding die hem ten
deel viel, was een zilveren medaille vanwege 3 hoogleraren van de Leuvense
universiteit, als leden van het college "'t Wilt Swijn". In 1716
ontving hij deze onderscheiding die als opschrift droeg: "in tenui
labor, at tenuis non gloria", dat is: Zijn werk ligt in het kleine, maar
klein is zijn roem niet.
Op 26 augustus 1723 overleed Antoni, 90 jaar oud, op
zijn sterfbed bijgestaan door dominee Petrus Gribius, predikant te Delft. De
Delftse microscopist voor wie het natuuronderzoek zo tot een levenstaak was
geworden, dat hij in staat was om gedurende de laatste maanden van zijn leven
de ziekte waaraan hij zou sterven helder kon omschrijven. Het zeldzaam voorkomende
onregelmatig samentrekken van het middenrif wordt thans de ziekte van
Leeuwenhoek genoemd.
Zijn grafsteen in de Oude kerk van Delft bevat de
volgende tekst:
"Tot
den leeser
Heeft elk o
wandelaar alom
Ontzagh voor
hoogen ouderdom
en
wonderbare gaven
Soo set
eerbiedigh hier uw stap
Hier legt de
gryse weetenschap
in
Leeuwenhoek begraven"
Antoni Leeuwenhoek en Carel Serval kopen op 8 mei 1708
samen van de erfgenamen van Annetje Pieters van der Vis, wed. van Pieter Jans
Hofland een huis en erf aan de noordzijde van de Nieuwstraat in Delft, belend
ten oosten Pieter van der Wild en ten westen genoemde Carel Serval, strekkende
voor van de straat tot achter aan de huizinge eerder toebehoord hebbende aan
de weduwe van burgemeester Joost van Lodesteijn en thans toebehorend aan
genoemde Antoni Leeuwenhoek.18 De koopprijs bedraagt 550 gulden,
in contanten voldaan.
Antoni trekt het achterste deel van het gekochte huis
bij het zijne en Carel Serval doet dat met het voorste deel. De op het huis
rustende rente komt ten laste van Carel Serval.
Antoni wordt aangeslagen bij de verpondingen voor zeven
gulden (Oostsij vant Oostende van den houck van den Nijen Langendijck opt
Oostop).
In 1632 stond de aanslag op naam van Elias de Meij,
drapier, vervolgens op naam van de wed. van Elias en daarna op die van Antoni.
In het register van de verpondingen komt Antoni nogmaals voor 'In de Hypolytusbuurt
westsij' voor acht gulden.19
In het huizenprotocol van 11 mei 1655 komt Antoni voor
met de vermelding "Vooromme".
Kinderen:
1. PHILIPS
THONISZ., ged. Delft 15 september 1655, begr. Delft 27 oktober 1655.
2. MARIA
THONISDR., ged. Delft 24 september 1656, begr. Delft 30 april 1745 (aangeg.
impost 30 + 30 gulden; ongehuwd). Maria woonde samen met haar vader en was niet
gehuwd. Zie voor haar nalatenschap
hierna.
3. MARGARIETHA THONISDR.,
ged. Delft 29 september 1658, begr. Delft 7 oktober 1658.
4. PHILIPS
THONISZ., ged. Delft 25 januari 1663, begr. Delft 14 februari 1663.
5. PHILIPS
THONISZ., ged. Delft 19 augustus 1664, begr. Delft 27 juni 1666.
WILSBESCHIKKINGEN
ANTONI EN MARIA VAN LEEUWENHOEK
Op 23 oktober 1662 benoemen Antoni en Barbara de Meij
elkaar tot universeel erfgenaam.20 Op 11 maart 1667 toont Camerbewaarder
Antoni van Leeuwenhoek, ruim een half jaar na de dood van Barbara, aan de
Weeskamer van Delft het testament waarin deze is uitgesloten.21 In
1671 leggen Antoni en zijn tweede vrouw Cornelia Swalmius hun huwelijkse
voorwaarden in een "besloote papier" voor de notaris vast.22
Cornelia testeert vervolgens later in dat jaar23, waarbij de huwelijkse
voorwaarden van kracht blijven. Erfgenamen zijn haar kinderen. Die niet aanwezig
zijnde dan legateert ze 1000 gulden aan Johannes en Adrianus Swalmius,
kinderen van haar overleden broer Adrianus. Voogden zijn haar man Antoni
alsmede Johan van Bleiswijck oud-burgemeester van Delft en mr. Johan Duijst
van Voorhout, veertigraad van Delft.
In 1712 testeert Antoni samen met zijn dochter Maria, de
enige van zijn kinderen die de volwassen leeftijd heeft bereikt.24
Ze benoemen elkaar tot universeel erfgenaam. Na overlijden van de langstlevende
gaan er legaten naar docter Anthony de Molijn, zoon van zuster Margareta
Leeuwenhoek (obligatie van 2500 gulden), Margareta de Molijn, diens dochter
en echtgenote van Arnoldus van den Heuvel (obligatie van 1000 gulden), Geertruijt
de Molijn, eveneens een dochter van Anthony de Molijn (de rente van twee
obligaties van samen 2600 gulden à 4%), Jan Haaxman, zoon van Marija de
Molijn, ook een zuster van Anthony (obligaties van 3500 gulden), docter
Anthony van Leeuwen (vruchtgebruik van obligaties van samen 5000 gulden,
staande ten laste van Rijkje van Leeuwen, huisvrouw van Jan van Leeuwen),
Rijkje van Leeuwen 5000 gulden, advocaat Adriaan Swalmius 500 gulden, Marija
Strik (achternicht van Antoni Leeuwenhoek) een obligatie van 270 gulden,
alsmede de dienstmaagd die bij de laatststervende zal wonen 300 gulden.
Rijkje, Jan en Philips van Leeuwen krijgen ieder een "silvere
schencktaljoor" en enkele andere sieraden, waaronder voor Jan "twee
silvere candelaren bij den heer testateur gedaan maken met silver, dat door
hem selfs uijt mineraal is gearbeydt".
In alle overige goederen worden erfgenaam Jan en Philips
van Leeuwen, kinderen van Catharina Leeuwenhoek, zuster van Antoni, die ook
tot executeurs worden benoemd. Indien de langstlevende anderen tot erfgenaam
in de overige goederen benoemt, dan moet aan Jan en Philips ieder 5000 gulden
worden uitgekeerd. Het huis van Antoni en Maria moet publiek in de Stadsdoelen
worden verkocht. Drie conterfeytsels, "hangende in de camer boven de
cas", gaan naar advocaat Adriaan Swalmius, als zijnde de naaste familie
van de Uyttenbroeken. Als hij geen belangstelling voor de schilderijen
heeft, moeten ze aan stukken worden gebroken en verbrand! Turf en brandhout
moeten door de executeurs worden gegeven aan degenen waar het wel besteed is.
Anthony de Molijn, Marija en Geertruijt de Molijn, noch
de descendenten van Jan de Molijn mogen op de begrafenis en in het sterfhuis
komen om redenen de testateurs moverende. Ook Jan Haaxman mag zich niet met
het sterfhuis en de nalatenschap bemoeien.
Het in 1719 opgestelde testament van Antoni en Maria
Leeuwenhoek25 bevat in grote lijnen dezelfde bepalingen en
erfgenamen. Jan en Jacob van Leeuwen, zoon en kleinzoon van zuster Catharina
Leeuwenhoek, erven samen hetgeen na de legaten overblijft. Philips van
Leeuwen is overleden in 1713; diens dochter Margaretha krijgt nu een legaat van
2000 gulden.
In 1721 testeren Antoni en Maria -handgeschreven door
Antoni- voor het laatst gezamenlijk.26 De legaten blijven voor een
groot deel gehandhaafd, al is het met andere bedragen.
Voor 1/4 gedeelte in het restant erven nu ieder Jan van
Leeuwen met diens zoon, Catarina Philipsdr. van Leeuwen, dochter Antony Molijn
en Jan Haaxman. De laatstgenoemde twee personen zijn blijkbaar weer enigszins
in ere hersteld, al mag Antony nog steeds niet op de begrafenis komen! De
executeurs moeten de kasten en kisten verzegelen en naar de Weeskamer brengen.
Alle "vergroote glazen" moeten "in een bondel"
worden verkocht na het overlijden van de langstlevende. Voorts: "Ook is
ons begeerte dat men in een kist ofte koffer sal opsluyten alle de ongedrukte
schriften ende brieven, bij mij Leeuwenhoek sijn geschreven, rakende mijne
ontdekkinge, nevens tien gesnede koopere plaaten, behoorende tot eenige ongedrukte
brieven, waarvoor men seer na vijfhondert gulden heeft betaelt alsmede de
vertaling in 't Latijn, daar men een hondert ende seventig guldens voor
betaalt heeft ende dat soo lange als den schelm (dit woord is later door
Leeuwenhoek geschrapt) Adriaan Beman in 't leven is, ende en sullen die
brieven ende die naderhand nog geschreven sijn, ook niet mogen gedrukt werden
bij desselfs soon ofte nabestaande". Petra Beydals (oud-medewerkster van
het Gemeentearchief Delft) veronderstelt dat onenigheid tussen Antoni en de
uitgever Adriaan Beman over uitgaven van teksten van Antoni in 1718 en 1719 de
reden vormt voor de markante aanval van Antoni in deze tekst.27
Maria Leeuwenhoek heeft heel wat testamenten gemaakt.28
Het eerste op 17 januari 1671, als zij 14 jaar oud is. Er volgen dan nog testamenten
van Maria in 1672, 1674 en 1690, vervolgens de drie hierboven genoemde gemeenschappelijke
testamenten met haar vader, een codicil in 1732 en dan weer twee testamenten in
1741 en 1744, waarin weinig wijzigingen zijn opgenomen ten opzichte van het
gezamenlijke testament met haar vader. Maria is de boedel van haar vader
blijven bezitten. In hoofdlijnen wordt de boedel als volgt verdeeld:
Van de boedel van Antoni gaat de helft naar Margareta
Cornelia Hobus, enig nagelaten dochter van Zeger Hobus en Catarina van Leeuwen,
een vierde deel naar Philips de Molijn, enig overgebleven zoon van wijlen dr.
Anthony du Molijn en een vierde deel naar de vier kinderen van Jan Haaxman,
zoon van wijlen Maria du Molijn, genaamd Maria Haaxman, huisvrouw van Steven
Bolland, Cornelis Haaxman, Adriana Haaxman en Dirck Haaxman. Van de boedel van
Maria gaat de helft naar Margareta Cornelia Hobus en de andere helft naar de
vier kinderen Haaxman.
Het huis en erf aan de westzijde van de Hypolitusbuurt
wordt, in diens portie, aanbedeeld aan Dirk Haaxman; het huis aan de oostzijde
van het Oosteinde, belend ten noorden de plateelbakkerij "De
lampetkan" en ten zuiden Matthijs van Kampen, aan de dienstmaagd Maria van
der Sprenkel. Na aftrek van de lasten en legaten blijft er uit de boedel van
Antoni te verdelen een bedrag van 59.389 gulden en 4 stuivers en uit de boedel
van Maria 15.289 gulden en 14 stuivers.
Doordat Maria de boedel van haar vader is blijven bezitten
en zij ook een hoge leeftijd heeft bereikt moest een aantal legaten aan
descendenten van de oorspronkelijke erfgenamen worden toebedeeld. Legaten in
geld uit de boedel van Antoni gaan naar: Philips de Molijn, Margaretha van den
Heuvel, weduwe van Coenraad Sceperus (in plaats van Margaretha de Molijn die
op 22 januari 1730 is overleden), Maria, Cornelis, Adriana en Dirck Haaxman,
Margareta Cornelia Hobus (in plaats van Rijkje van Leeuwen die op 1 maart 1735
is overleden, in de plaats van de in oktober 1726 overleden Jan van Leeuwen en
in de plaats van Catharina van Leeuwen die op 21 september 1737 is overleden),
mr. Adriaan Swalmius, pensionaris van de stad Schiedam, Jacobus, Katharina,
Cornelia en Cornelis Ketting (in plaats van Maria Strik), de dienstmaagden
Josine van der Sprenkel en Judith Oosterhout, de executeurs mr. Willem van der
Lely en Gerard van Assendelft en de notaris.
Legaten uit de boedel van Maria gaan naar Philips de
Molijn, de beide dienstmaagden, naar Margareta en Jacoba Sceperus (op 23
september 1776 wed. van notaris Johan Willem Bertrand), kindskinderen van Margareta
de Molijn, de gewezen dienstmaagd Barbara van der Sprenkel, de executeurs
alsmede de Kamer van Charitate onder conditie dat de regenten van de Kamer de
grafnaald in de Oude Kerk van Delft, die Maria ter ere van haar vader had
laten oprichten, te allen tijde moeten laten schoonmaken en ordentelijk
onderhouden.
Op 28 oktober 1755 verklaren de executeurs van het testament
van Anthoni en Maria Leeuwenhoek inzake het erfdeel van Margareta Cornelia
Hobus uit dat testament, hetwelk, gezien haar kinderloos overlijden op 26
september 1748, moest terugvloeien voor de helft naar de erfgenamen van
vaders' zijde en voor de helft naar die van moeders' zijde, dat er zich geen
erfgenamen van moederszijde (van Maria Leeuwenhoek) hebben aangemeld.29
Ze verzoeken de Weeskamer van Delft dat deel onder zich
te houden. De afhandeling gaf problemen; er is tot voor het Hof van Holland
geprocedeerd. Uiteindelijk vindt de rekening van de boedel van Maria Leeuwenhoek
plaats op 23 september 1776.30
Van de microscopische nalatenschap is niet veel meer
terug te vinden. Antoni heeft meer dan 500 microscopen gemaakt, het merendeel
in koper, ruim een derde van zilver en enkele stuks in goud. Van minder dan 10
exemplaren is bekend waar ze zich thans bevinden. Over de veiling die op 29
mei 1747 gehouden is, is een belangwekkend artikel verschenen in het jaarboek
Delfia Batavorum 1991 van de hand van dr. H.L. Houtzager.1
IIIb. HUIJCH (HUGO) THONISZ. (LEEUWENHOEK),
mandenmaker, begr. Delft 15 februari 1669. Hij huwde Delft 23 augustus 1620 met
Magdaleentgen Maertens van Cuijck, begr. Delft 3 juli 1664, dochter van
Maerten Lambrechtsz. van Cuijck, koekbakker aan de Turfmarkt, en Jannetgen
Thonisdr. van Ommering.31
In het huizenprotocol komt Huijch eerst in de Pietersstraat
NZ op de noordwest hoek van de Cruijsstraat, daarna aan de Pontemarkt WZ in
een poort voor. Huijch en Magdaleentje testeren twee maal. Het eerste
testament is van 15 mei 1621, enkele dagen vóór de geboorte van hun eerste
kind.3 Ze wonen aan de Brabantse Turfmarkt, waar het testament
wordt opgemaakt. De langstlevende wordt erfgenaam. Mochten er kinderen zijn
dan moet de langstlevende die voeden, kleden, naar school laten gaan, een
handwerk "ofte andere eerlicke executie" laten leren etc. De
langstlevende moet in dat geval aan de kinderen wanneer ze mondig geworden
zijn of huwen 100 carolus guldens uitkeren.
Als er geen kinderen zijn en Magdaleentje komt eerder te
overlijden, dan moet Huijch de volgende legaten uitkeren:
1e. een bedrag van
200 gulden aan de vader van Magdaleentje, en bij diens vooroverlijden aan zijn
tegenwoordige huisvrouw -en schoonmoeder van Magdaleentje- Crijntge Jansdr.;
2e. aan haar
zuster Grijetje Maertensdr. een bedrag van 50 gulden;
3e. aan haar broer
Lambrecht Maertensz. eveneens een bedrag van 50 gulden.
Voorts ontvangt haar zuster Sara Maertens haar
"beste rode rock, item haere sussetten rock mitsgaders hare beste
hoijck" en haar schoonmoeder Crijntge Jansdr. "hare silveren onderrijem".
Als Huijch eerst komt te overlijden zonder kinderen na
te laten dan zal Magdaleentje eveneens in totaal 300 carolus guldens moeten
uitreiken en wel de helft aan Thonis Philipsz., zijn vader, en de helft aan
Philips Thonisz., zijn broer, en bij voorsterven van een van hen de ander.
Voorts krijgt zijn broer het "pack Turx groff greyne cleen als brouck ende
wamboijs item de beste swarte laecken mantel ende de beste rijem". Getuigen
zijn de geburen Adriaen Anthonisz. en Cornelis Jacobsz.
Huijch en Magdaleentje testeren op 9 januari 1664, bijna
43 jaar later, voor de tweede maal.32 De langstlevende wordt universeel
erfgenaam. Ze verklaren hun kinderen Lambrecht, Maerten en Jannitge bij het
huwelijk een uitzet te hebben gegeven en dat de andere kinderen, Geertruij
en Grietje, als zij nog gaan huwen, daarom elk 200 gulden zullen ontvangen.
Indien de langstlevende gaat hertrouwen zal aan de vijf
kinderen tesamen een bedrag van 5000 carolus gulden moeten worden uitgekeerd,
van welk bedrag de langstlevende het vruchtgebruik houdt.
Ze leggen voorts vast dat de langstlevende prelegateert
aan hun dochter Geertruijt Leeuwenhoeck, zolang ze ongehuwd is, het
vruchtgebruik van 5 huisjes en erven, gelegen aan de Verwersdijk bij de
Molenstraat in de Cromhoutspoort. Het eigendom van de 5 huisjes, alsmede het
overige van de nalatenschap, zal als volgt worden verdeeld: De kinderen Lambrecht,
Geertruijt, Maerten en Grietge Leeuwenhoeck krijgen ieder een vijfde deel.
De kinderen van Jannitge, getrouwd met Lucas Pietersz.
van Kessel, krijgen het resterende vijfde part. In het testament wordt ook
geregeld dat alles wat Geertruijt van haar ouders geërfd mocht hebben, bij haar
overlijden over moet gaan naar haar broers en zusters of hun nakomelingen. Als
Lucas van Kessel nog leeft dan erft niet Jannigje maar haar kinderen. Hun zonen
Lambrecht en Maerten Leeuwenhoeck worden als voogd aangewezen.
In het testament van Adam Benninck van 28 augustus 1655
(zoon van Vincent Cornelisz Benninck -wschl deurwaarder in Den Haag- en Maria
Warniers) wordt aan Huijch 200 gulden gelegateerd [In 1697 worden door zijn
tweede vrouw Anna Verloo, Anthony en Lambrecht Leeuwenhoek haar neven
genoemd; deze zijn ook op 31 mei 1697 in het sterfhuis van Adam Benninck aanwezig].33
Na 1632 wordt Huijch Thonisz. Leeuwenhoek, mandenmaker
enige malen aangeslagen bij de verpondingen en wel 'Cromhoutspoort' 29 stuivers;
'Noortsij van de poort van de Vest naet water' (=Leeuwenpoort NZ aan het
Oosteinde) resp. 36 stuivers en twee gulden; 'Oosteinde OZ' vijf gulden;
'Turfmarkt WZ in de poort' 6 gulden, 'voor nogh een huijsgen in de poort' 13
gulden en een aan de 'Noordsij van de Jacob Gerritsstraat'.34
In 1638 wordt Huijch Thonisz., mandenmaker in de 'Jacob
Gerritsstraet naer de Turfmarct toe' twee maal aangeslagen in haardstedengeld
en wel resp. voor één en zes gulden.35
Bij de buskruitramp van 1654 was er sprake van schade
aan huizen van Huijch Tonisz. Leeuwenhoek en wel voor 300 gulden aan 'vijff
huijsen in een poort' aan de westzijde van de Verwersdijk en van vijf gulden
en 16 stuijvers aan 'vier huiskes in een poort' eveneens aan de westzijde van
de Verwersdijk.36
Kinderen:
1. THONIS
HUIJCHZ., ged. Delft 23 mei 1621, begr. Delft 13 februari 1633.
2. LAMBRECHT
HUIJCHZ., ged. Delft 28 augustus 1622, jong overleden.
3. LAMBRECHT
HUIJCHZ., ged. Delft 1 september 1623, begr. Delft 18 september 1623.
4. LAMBRECHT
HUIJCHZ., volgt IVb.
5. MAERTEN
HUIJCHZ., ged. Delft 1 april 1627, begr. Delft 30 mei 1627.
6. GEERTRUIJ
HUIJCHDR. van Leeuwenhouck, ged. Delft 30 mei 1628, begr. Delft 20 december
1684. Geertruij testeert, samen met haar zuster Marga-retha, als bejaarde
dochters, wonende te Delft, op 14 augustus 1677.37 Ze benoemen
elkaar tot universeel erfgenaam. Na het overlijden van de langstlevende
gaan alle klederen naar hun gehuwde zuster Jannetje.
Zij zal
alsdan ook het vruchtgebruik over al hun goederen hebben.
Het eigendom
van alle goederen gaat in drie delen naar de twee broers Lambrecht en Maarten
(of hun descendenten) alsmede de kinderen van Jannetje. De beide broers zijn
executeurs van het testament. In het huizenprotocol komt zij eerst voor aan
de Pontemarct WZ in een poort, daarna aan de Verwersdijk WZ.
7. MAERTEN
HUIJCHZ., volgt IVc.
8. JANNITGE
HUIJGENDR., ged. Delft 13 november 1633, begr. Delft 29 april 1681. Zij huwde
Delft 17 oktober 1660 met Lucas Pietersz van Kessel, plateelbakker, begr. Delft
14 oktober 1682.
Jannitge -ze
tekent Johanna- en Lucas testeren op 9 september 1662.38 Ze wonen
aan de oostzijde van de Oude Delft, tegenover het Begijnhof. Lucas is ziekelijk
te bedde leggende. De langstlevende is universeel erfgenaam. Kinderen moeten
worden onderhouden etc. en ontvangen eens een bedrag van 50 gulden. De
langstlevende is voogd.
9. GRIETJE
HUIJCHDR. van Leeuwenhoec, ged. Delft 31 mei 1637, woont 1702 (in Rotterdam)
Leuvehaven bij het wijntonnitje, overl. Rotterdam 18 mei 1702. Zij
ondertr. Delft 3 februari 1680 en huwde Schipluiden (attestatie 4 februari
1680 in Rotterdam gegeven om op 18 februari 1680 te trouwen in Schipluiden)
met Gijsbert Pieterse Cruijt, wijnkoper 1684, koopman 1702 in Rotterdam, zoon
van Pieter Gijsbertsz. Cruijt en Maria Willems de Veth.
Uit dit
huwelijk zijn geen kinderen voortgekomen.
Gijsbert had
enkele kinderen uit zijn eerdere huwelijk. Grietje testeerde drie maal.
Ongehuwd testeert zij met haar zuster Geertruij (zie IIIb-6). In haar tweede
testament -29 januari 168439- wordt Gijsbert tot universeel erfgenaam
benoemd, terwijl de kinderen, mochten die er zijn, de legitieme portie
ontvangen. Haar zuster Geertruij Huijgen Leeuwenhoek, bejaarde ongehuwde
dochter te Delft, krijgt, indien er geen kinderen zijn, de lijftocht van het
huisje van Grietje staande en gelegen in de Leeuwenpoort tot in Delft. Achttien
jaar later, drie dagen voor haar dood testeert Grietje opnieuw.40
Ze is "siekelijk te bedde leggende dogh haar verstant magtig" en
verklaart niet boven de 4000 gulden te zijn gequotiseerd. Ze heeft geen kinderen
en haar zuster Geertruij is reeds lang overleden. Grietje laat nu -ieder voor
een derde part- erven de kinderen en verdere descendenten van haar broers en
zuster Lambrecht, Maarten en Jannetje Leeuwenhoek.
Haar man
Gijsbert, die alles zou hebben geërfd indien het eerdere testament nog van
kracht zou zijn geweest, krijgt nu slechts het vruchtgebruik. Voogden zijn haar
neven Maerten en Adriaen Leeuwenhoek alsmede Barent van Frijtom en François
van Trigt.
Op 16 mei
1702, één dag na het maken van het testament door Grietje, legt Gijsbert Kruijt
een verklaring af dat hij aan zijn twee zoons Nicolaas en Pieter, koopman resp.
pontgaarder te Rotterdam, een bedrag van 2.100 carolus guldens schuldig is
voor geleverde winkelwaren.41 Op diezelfde dag leggen hij en zijn
beide zoons een verklaring af inzake de erfenis van Gijsbert van zijn moeder
Maria Willems de Veth.42
Maria had in
haar testament haar zoon Gijsbert de keus gegeven tussen het houden van het
vruchtgebruik van zijn kindsdeel (waarvan het eigendom dan zou toekomen aan
zijn zonen Nicolaas en Pieter) en het in eigendom verkrijgen van dat deel van
zijn kindsdeel dat de legitieme portie is.
Hij zou
binnen zes weken na haar overlijden moeten kiezen maar had dat verzuimd. Nu
verklaart hij dat hij gekozen heeft voor het vruchtgebruik. Zijn zoons
verklaren dat hij dat aan hen binnen zes weken na het overlijden van Maria de
Veth had gezegd.
Mogelijkerwijs
is dit waar, maar vastgesteld kan worden dat dit de zoons en Gijsbert wel goed
uitkomt, aangezien bij de andere keuze een deel van de erfenis in de gemene
boedel van Gijsbert en Grietje zou zijn gevallen en vervolgens bij haar
erfgenamen!
Op 19 mei
1702, een dag na het overlijden van Grietje Leeuwenhoek laat Gijsbert
optekenen dat Grietje overleden is op 18 mei 1702 "des morgens de clocque
ontrent tusschen een en twee uijren" en dat hij haar zal laten begraven
"op een bequame tijt ende maniere na costuijmen alhier gebruijckelijk"
onder de aantekening dat hij dat niet doet als erfgenaam van Grietje
"maar alleen uijt een preuse sake" en wel ten laste van de erfgenamen
van Grietje op wiens verzoek "en speciale ordre" hij de begrafenis
verzorgt.43
Bovenstaande
aktes lijken de conclusie te rechtvaardigen dat het testament van Grietje
Leeuwenhoek haar man en stiefzoons onaangenaam heeft verrast!
IVb. LAMBRECHT HUIJCHZ. (LEEUWENHOEK), ged. Delft
11 augustus 1624, groenemandemaecker, begr. Delft 4 januari 1701. Hij huwde
Delft 31 maart 1652 met Adriaentgen Cornelisdr van Spaendonck, ged.
Delft 15 september 1628, begr. Delft 18 augustus 1688, dochter van Cornelis
Adriaensz. van Spaendonck en Russgen Gerrits van der Made.
In het huizenprotokol komt Lambrecht twee maal voor
resp. Oude Delft WZ en Pepersteeg ZZ.
Adriaentgen testeert op 27 januari 1648 (44). Ze woont
dan bij haar grootvader Gerrit Adriaansz. van der Made, wonende buiten de
Waterslootse Poort van Delft. Haar moeder is overleden. Zij benoemt haar
vader, Cornelis van Spaendonck, die in 1640 met het schip 's-Hertogenbosch van
Delft naar Oost-Indië is gevaren, tot haar enige erfgenaam, althans indien hij
ongehuwd is en binnen zes jaar na het overlijden van Adriaentgen in het land zal
zijn. In andere situaties gaat de helft naar de familieleden van moeder's zijde
en de andere helft naar die van vader's zijde. Tot executeurs worden benoemd
Harman Pieters, kuiper en Cornelis Claesz., wijnverlater, haar tegenwoordige
voogden. Haar goederen zullen tot zes jaar na haar overlijden bij de Weeskamer
moeten berusten. Getuige is, naast de klerk, Cornelis Jansz. Haga, wonende te
Maassluis (Maeslant sluijs).
Adriaentge erft in 1649 1/3 deel van 8409 gulden van
haar grootouders Gerrit Adriaensz. van der Made en Aechtge Gerritsdr. Zie
hiervoor nader het artikel van de heer C.D. Bakker in Gens Nostra van november
1966.45
Lambrecht en Adriaentgen testeren op 19 februari 1653
ten huize van Joost van Adrichem, oud burgemeester van Delft en in presentie
van Gerrit van Assendelft, notaris.46 Ze wonen aan de westzijde van
de Oude Delft.
Zij herroepen de huwelijkse voorwaarden die voor notaris
Harmen van der Ceel waren verleden. Ze benoemen elkaar tot universele
erfgenaam. De langstlevende moet eventuele kinderen naar school laten gaan,
een handwerk laten leren etc.
Als Ariaentge als eerste overlijdt terwijl er kinderen
zijn, dan zullen die kinderen een derde gedeelte van alle goederen, actiën en
crediten erven met uitzondering van het huisraad en de inboedel. Als Ariaentge
eerst sterft zonder kinderen na te laten, dan zal "haren man gehouden sijn
te scheijden van de eene helft van alle boedel ende goederen, actiën ende crediten",
waarvan haar vader, die in Oost-Indië verblijft, het vruchtgebruik zal
krijgen.
Als Lambrecht eerst overlijdt, kinderen nalatende, dan
behoeft aan hen niets te worden uitgekeerd door Adriaentje.
Sterft hij zonder kinderen na te laten "dat alsdan
deselve sijne huijsvrouw gehouden sal sijn, terstont naer sijn testateurs
overlijden uijt te keeren ende te laeten volgen aen desselfs vaeder ende moeder
alle het toebehooren van de winckel, werck ende hout van sijn testateurs
neringe van mandemaken".
Mocht Lambrecht niet alle bepalingen in acht nemen na
haar overlijden, dan zullen de bepalingen van genoemde huwelijkse voorwaarden
weer geheel van kracht worden, zo verklaart Ariaentge tenslotte.
Zij testeren opnieuw en wel op 20 november 1655.47
Onder andere bij Lambrecht berusten de gelden uit de erfenis van Martijnje Adriaens
van Spaendonck, tante van Adriaentje van Spaendonk.48
Kinderen:
1. ANTHONY, ged.
Delft 9 april 1653, begr. Delft 30 mei 1671, als j.m. aan de Oude Delft op den
hoek van de Smitsteeg.
2. CORNELIS,
ged. Delft 20 april 1655, begr. Delft 6 oktober 1657 ("een baarkind"
van Lambrecht Leeuwenhoek49).
3. RUSSJE, ged.
Delft 2 augustus 1657, begr. Delft 11 februari 1746 (aangeg. impost 6 + 6
gulden; ongehuwd).
Russje
testeert samen met haar zuster Maddalena op 7 augustus 1740. Ze benoemen
elkaar tot universeel erfgenaam. Beiden tekenen met een kruisje.50
4. MARTINUS
(MAERTEN), volgt Va.
5. ADRIAEN
LAMBRECHTSZ., volgt Vb.
6. MADDALENA,
ged. Delft 29 juli 1665, begr. Delft 29 maart 1746 (aangeg. impost 6 + 6
gulden; ongehuwd).
7. CORNELIS,
ged. Delft 20 maart 1668, begr. Delft 5 juli 1669.
8. CORNELIS,
ged. Delft 13 juli 1670, notarisklerk bij zijn broer Adriaan, begr. Delft 19
april 1702. .
Va. MARTINUS (MAERTEN) LAMBRECHTSZ (LEEUWENHOEK),
ged. Delft 20 november 1659, mr. mandenmaker, woonde Oude Delft 1742, begr.
Delft 18 januari 1742 (aangeg. impost 6 gulden). Hij huwde Delft 30 april 1690
met Margaretha Pieters van Limburch, begr. Delft 3 juni 1716
(aangeg. impost 6 gulden).
Maarten en Margaretha, wonende te Delft, testeren thuis
op 20 oktober 1709.51 Ze verklaren in de 100e penning beneden de
4000 gulden gequotiseerd te zijn. Ze benoemen elkaar tot universeel erfgenaam
onder de conditie dat de langstlevende de kinderen zal opvoeden, een handwerk
zal laten leren etc..
Voorts zal aan hun vijf kinderen (of meer als ze er nog
meer zullen krijgen) bij huwelijk of meerderjarigheid in totaliteit moeten
worden uitgekeerd een bedrag van 1000 gulden.
De ongehuwde kinderen Adriana, Magdalena en Lambertus
Leeuwenhoek testeren gezamenlijk op 21 februari 1739.52
Ze zijn elk beneden de 4000 gulden gegoed. Hun vader
Maarten wordt door ieder tot universeel erfgenaam benoemd. Als die vooroverleden
zou zijn, benoemen ze elkaar tot erfgenaam.
Als weduwnaar testeert Maarten op 16 februari 1740 voor
notaris Cornelis de Man.53 Hij is dan tachtig jaar oud en woont in
een huis aan de westzijde van de Oude Delft.
Hij prelegateert dat huis alsmede een huis aan de
noordzijde van de Buitenwatersloot, zijn huisraad e.d. aan zijn ongehuwde
kinderen Adriana, Lambertus en Magdalena Leeuwenhoek. Dit tot egalisatie van
hetgeen hij zijn andere twee kinderen Pieter en Eva eerder had gegeven wegens
moederlijk bewijs, de bij hun huwelijk gegeven uitzet en anderszins. In al het
overige van de nalatenschap krijgen de vijf kinderen ieder een egale portie.
Ieder krijgt wel zelf de eigen lijfrentebrieven die Maarten voor hen had
afgesloten. Executeur van het testament en voogd over de minderjarige kinderen
is Lambertus Leeuwenhoeck Adriaansz. wonende te Haastrecht (VIb).
Cornelis de Man, notaris te Delft, legateert in 1744 aan
de drie ongehuwde kinderen van Martinus en Margaretha nl. Adriana, Lambertus
en Magdalena Leeuwenhoek een bedrag van 1200 gulden.54 Bij
overlijden van een van hen gaat dat deel naar de andere twee.
Kinderen:
1. ADRIANA, ged.
Delft 16 april 1691, naaister, woonde Oude Delft samen met haar zuster en
broer, doet als j.d. belijdenis aldaar 30 december 1712, overl. Delft 27 mei
1767 (aangeg. impost 15 + 15 gulden; ongehuwd).
Adriana
testeert op 2 mei 1764 alleen, als bejaarde ongehuwde dochter.55
Ze is beneden de 3000 gulden gegoed. Ze prelegateert aan haar zuster Eva
Leeuwenhoek enige sieraden, het grootste deel van de aanwezige kleding (deels
van haar vader) en van het linnegoed. Anthony Leeuwenhoek, zoon van wijlen
haar broer Pieter, krijgt sieraden, waaronder "een silver signet"
met het wapen van Leeuwenhoek, kleding, porcelein alsmede jaarlijks een bedrag
van 50 carolus gulden van 20 stuivers het stuk.
Haar neven
en nichten Gerrit, Adriaan, Eva, Jacoba en Catharina Leeuwenhoek, kinderen van
wijlen haar neef Lambertus Leeuwenhoek, krijgen enkele sieraden en kleding
van haar en haar overleden zuster (= Magdalena) afkomstig. De kinderen van
Lambertus krijgen gezamenlijk de rest van de huisraad. Nicht Judith van den
Burgh, bejaarde dochter te Delft, krijgt 25 carolus guldens.
Tot
universele erfgenamen benoemt zij verder de kinderen van Lambertus
Leeuwenhoek, met dien verstande dat alles onder berusting van de executeurs
moet blijven zolang haar zuster Eva nog leeft, die het vruchtgebruik ervan
krijgt. Executeurs zijn de broers Gerrit, Adriaen en Jacob Leeuwenhoek,
kinderen van Lambertus.
Ze krijgen
alle macht, met dien verstande dat zij niet mogen verkopen haar testatrices
tuin met de twee huisjes daarbij behorende aan de Buijtenwatersloot in Delft,
waar thans haar zuster Eva woont en die daar haar leven lang mag blijven
wonen.
Op 7 mei
1767, kort voor haar dood, testeert Adriana wederom.56 Anthony
krijgt als legaat o.a. de goederen in 1764 genoemd. Eva Leeuwenhoek krijgt
"het huijs en erve aen de westzijde van het Oude Delft op den hoeck van
de Smitsteeg alhier bij haer testatrice bewoond werdende met het kleijne
huijsje daeragter aen haer testatrices thuijn met de twee huijsjes daeraen
behorende op de Buijtenwaetersloot alhier" en verder alle meubelen,
klederen, juwelen, goud en zilver etc. die zij zal nalaten en niet hierboven
zijn gelegateerd. Alle lasten van deze legaten -en wel speciaal de collaterale
successie- moeten uit de rest van de erfenis worden betaald. Het vruchtgebruik
van alle overige bezittingen van Adriana wordt haar zuster Eva en haar
tegenwoordige man Arnoud Carlier gegund en na het overlijden van die beiden
haar overleden broederszoon Anthony Leeuwenhoek. Het eigendom gaat naar de
kinderen van Anthony.
Die
ontbrekende dan naar de kinderen van wijlen haar testatrices neef of vaders
broeders zoon Lambertus Leeuwenhoek, in zijn leven gewoond hebben in
Haastrecht. Voogden over het testament zal zij nog bij akte benoemen. (Dat doet
zij in de erop volgende verklaring van 7 mei 1767, waarin zij tot voogden
benoemt Arnoud Carlier en notaris Hendrick Halder). De oppervoogdij over het
door de minderjarige erfgenamen geërfde en hetgeen in vruchtgebruik is
gegeven wordt aan de Weesmeesters van Delft gegeven. Zij verklaart beneden de
8000 gulden te zijn gegoed. Op 31 juli 1767 wordt de boedelbeschrijving
opgemaakt.57 Adriana is op 27 mei 1767 in haar woning aan de
westzijde van de Oude Delft overleden. Uit de boedelbeschrijving blijkt dat
het huis aan de Smitsteeg (of Smoorsteeg) oorspronkelijk -2 december 1656- in
eigendom is gekomen van Lambregt Huijgensz. Leeuwenhoek.
Het andere
huisje, liggende aan de noordzijde van de Buijtenwatersloot, was oorspronkelijk
aan Lambregt Leeuwenhoek gekomen op 27 februari 1682 en de twee huisjes aan
de noordzijde van de Buijtenwatersloot aan Adriana, Lambert en Magdalena
Leeuwenhoek op 14 juni 1746. Uit de obligaties blijkt dat haar ouders op 24
februari 1706 en 3 augustus 1708 lijfrenten hebben gekocht ten behoeve van
Adriana (14 resp. 17 jaar oud) van elk 20 gulden per jaar.
Op 27
februari 1768 levert notaris Christiaen Westakker bewijs aan de Weeskamer dat
Arnoud Carlier en de thans overleden Hendrik Halder tot voogden waren benoemd.58
De Weeskamer
benoemt op die datum notaris Christiaen Westakker, na het overlijden van
notaris Hendrik Halder, tot voogd.59 De rekening van de boedel is
voor de Weeskamer op 28 juni 1768 gedaan.
Vervolgens
worden door notaris Westakker zes rekeningen gedaan, de laatste op 28 april
1781. Op dat moment was 7/8 van de goederen uitgekeerd aan de meerderjarige
erfgenamen. Het overige 1/8 part, toekomende aan de minderjarige Lambertus
Leeuwenhoek, zijnde groot 534 gulden en 6 penningen, wordt nog door de
Weeskamer beheerd. Op 5 april 1798 compareerde Lambertus Leeuwenhoek,
meerderjarig, die zijn erfdeel ophaalde, zijnde 792 gulden en 16 stuijvers.
2. PIETER, volgt
VIa.
3. LAMBERTUS,
ged. Delft 28 augustus 1695, begr. Delft 20 augustus 1696.
4. LAMBERTUS,
ged. Delft 29 juni 1698, begr. Delft 8 mei 1752 (aangeg. impost 3 + 3 gulden;
ongehuwd).
5. MAGDALENA,
ged. Delft 15 september 1699, naaister, overl. na 1750 (nog genoemd in
personele quotisatie 1750) en vóór 2 mei 1764.
6. EVA, ged.
Delft 29 november 1701, woonde Oude Delft 1767, begr. Delft 30 november 1776
(aangeg. impost 3 gulden). Zij ondertr. Delft 25 april 1733 en Leiden 1 mei
1733 met Arnoud (Arnout, Remoud) Carlier (Van Karlier), bostelmaker (1733),
begr. Delft 19 juni 1780 (aangeg. impost 3 gulden). Beiden betalen bij hun
huwelijk aan de gaarder (impost) 6 gulden in resp. Delft en Leiden.
Eva en
Aarnoud (Remoud) Carlier worden in 1748 lidmaat te Delft, komende uit Leiden,
alwaar ze op 12 oktober 1748 attestatie kregen naar Delft (Pieterskerk). Zij
laten geen kinderen na.
7. CORNELIA,
ged. Delft 13 februari 1704, begr. Delft 2 oktober 1704.
VIa. PIETER LEEUWENHOEK, ged. Delft 8 april 1693,
mr. mandenmaker, begr. Delft 21 maart 1750 (aangeg. impost pro deo). Hij
ondertr. 1e Delft 1 april 1718 met Kniertje van der Doe, ged. Delft 8
oktober 1693, begr. Delft 2 juli 1731 (aangeg. impost 3 gulden), dochter van
Pieter van der Doe en Josijntie Pieters van Swenne.
Hij ondertr. 2e Delft 12 december 1733 met Sara
(Zara) Taarling (Tareling), verm. ged. Delft 27 januari 1697 als dochter
van Antony Taarlingh en Susanna de Meij. Pieter en Sara betalen bij hun
huwelijk ieder 3 gulden aan de gaarder te Delft.
Pieter Leeuwenhoek, j.m. wonende aan de Oude Delft, doet
belijdenis te Delft 3 november 1713.
Pieter en Kniertje testeren op 23 juni 1731.60
Kniertje is dan ziekelijk. De langstlevende wordt universeeel erfgenaam. De
langstlevende moet kind of kinderen opvoeden en van "alle lijfsnooddruften
(te) versorgen", te laten leren lezen, schrijven, een ambacht te laten
leren etc. De langstlevende is voogd. Pieter Leeuwenhoek en Sara Taarling,
wonende aan de Buijtenwatersloot, testeren op 17 november 1734.61
Pieter benoemt tot zijn erfgenamen in gelijke porties zijn zoon Maarten, verwekt
in zijn eerder huwelijk met Kniertie van der Doe, de kind of kinderen die hij
uit zijn tweede huwelijk mocht komen te procreëren, alsmede zijn huisvrouw
Sara Taarling zelf. Mocht zijn "voorsoontie" voor hem komen te
overlijden, dan erft Sara Taarling alleen. Sara benoemt haar man Pieter tot
universeel erfgenaam, met de plicht mogelijke kinderen op te voeden etc. Hij benoemt
tot voogd zijn vader Maarten Leeuwenhoek, mr. mandenmaker en Pieter
Haverlingh, capitein van de schutterij alhier. Zij benoemt haar man Pieter tot
voogd.
Kinderen uit het eerste huwelijk:
1. MAARTEN, ged.
Delft 9 februari 1721, overl. voor 21 maart 1750. Maarten testeert op 2 april
173762, waarbij hij verklaart beneden de 4000 gulden gegoed te
zijn. Hij is gezond van lichaam, zijn verstand wel gebruikende en 16 jaar oud.
Maarten
woont bij zijn vader Pieter Leeuwenhoek aan de Buijtenwatersloot zuidzijde.
Hij benoemt zijn vader tot universeel erfgenaam en -bij diens overlijden- diens
tegenwoordige huisvrouw Zara Taarlingh. Getuigen zijn Simon Donker en Basel
Hendrick den Dansser.
2. PIETER, ged.
Delft 14 februari 1723, verm. begr. Delft 25 april 1724 (baarkind). Voor impost
aangegeven 3 gulden.
3. N.N.,
doodgeboren kind van Pieter Leeuwenhoek, begr. Delft 16 maart 1726 (aangeg.
impost pro deo).
Kinderen uit het tweede huwelijk:
4. ANTONY, ged.
Delft 21 november 1734, bediende aan 's Lands beschreven middelen, begr. Delft
18 juni 1773 (aangeg. impost 6 gulden). Hij huwde Delft 8 mei 1768 met Lijntje
Parmentier (Palmentier). Beiden betalen 6 gulden aan de gaarder te Delft.
Zij testeren, wonend op de Buitenwatersloot, op 2 juni 1768.63 Zij
zijn beneden de 2000 gulden gegoed. Zij benoemen elkaar tot universeel
erfgenaam onder de verplichting eventuele kinderen op te voeden, een beroep
te laten leren etc. en hen bij huwelijk een uitzet alsmede 12 gulden en 12
stuivers te geven.
Antony wordt
genoemd in het testament van zijn tante Adriana Leeuwenhoek (Va-1).
5. AARNOUDT,
ged. Delft 2 juni 1737, verm. begr. Delft 27 juni 1738 (baarkind).Voor impost
aangegeven 3 gulden.
6. JOHANNIS,
ged. Delft 22 februari 1739, overl. voor 21 maart 1750.
Vb. ADRIAEN LAMBRECHTSZ. LEEUWENHOEK, ged. Delft
7 februari 1662, notaris te Delft van 1687 tot 1730, woonde Korenmarkt te
Delft, secretaris van de Heerlijkheid Zouteveen, overl. Haastrecht, begr.
Delft 25 juni 1739 (aangeg. impost Haastrecht 22 juni 1739 30 gulden; met
aantekening dat het lijk naar Delft zal worden vervoerd om te worden
begraven; ook aangeg. impost Delft voor 15 gulden). Hij huwde Delft 19 oktober
1689 met Eva Jacobs Overschie (Ouderschie), ged. Delft 30 november
1662, begr. Delft 24 april 1723 (aangeg. impost 30 gulden), dochter van Jacobus
Jacobs Overschie (Ouwerschie) en Ida (de) Keijser.
Testament van Eva Jacobs in 1687 voor notaris Abram van
der Velden.64
Op 23 september 1689 sluiten Adriaan en Eva huwelijkse
voorwaarden.65 Adriaan, mede notaris, wordt geassisteerd door zijn
vader Lambregt Leeuwenhoek, terwijl Eva wordt geassisteerd door Dirk van der
Hout, behoudvader, Ida Keijzer, haar moeder, alsmede Pieter Ouwerschie en
Johannes Keijzer, ooms. Er zal geen gemeenschap van goederen zijn. Alle
goederen zullen op een inventaris worden opgenomen. Alle erfenissen vallen
buiten de boedel.
Dat geldt ook voor optredende winsten en verliezen in
het huwelijk, al heeft de bruid de optie daarin wél te participeren. Als
Adriaan eerst komt te overlijden zal Eva een bedrag van 1000 gulden ontvangen
als morgengave. Adriaen en Eva testeren op 16 december 1689.66 Ze
herroepen alle voorgaande wilsbeschikkingen. De langstlevende is universeel
erfgenaam en voogd. De langstlevende zal de kinderen naar school moeten laten
gaan, een eerlijk ambacht, handwerk of emplooi laten leren etc. Voorts zal de
langstlevende aan de kinderen bij huwelijk een uitzet moeten meegeven en aan
hen gezamenlijk bij mondigen dage of eerder huwelijk een bedrag van 300
carolus gulden moeten uitkeren. Op 28 juni 1694 koopt notaris Adriaan Leeuwenhoek
van Gabriël Schrevelius, brouwer in de Brouwerije van de Halve Maen in Delft,
een huis en erf gelegen aan de westzijde van de Coornmarct, genaamd Het
Witte Huijs.67 Aan de achterzijde is het huis belend door het huis
van Ida Keijsers, thans weduwe van Dirck van der Hout. De koopsom bedraagt
3400 gulden, in contanten voldaan.
ADRIAAN
CONTRA DE HEREN VAN DE WETH
Adriaan Leeuwenhoek is ruim 40 jaar notaris in Delft
geweest. In het begin van 1730 vergaderen de Heren van de Weth in Delft over
het gedrag van Leeuwenhoek.68 Er wordt melding van gemaakt dat hem
diverse keren op last van de Heren van de Weth door de gerechtsbodes boodschappen
zijn gegeven waarbij hij telkens zeer impertinent tegen hen uitvoer en dat hij
in al zijn gedrag een groot disrespect voor de regering (=bestuur van Delft) en
disobedientie tegen haar bevelen toonde. Toen hij ook nog twee schepenen onordentelijk
had bejegend en rumoer bij het huis van een van hen had gemaakt, was voor de
Heren van de Weth de maat vol. Op 21 februari 1730 werd Adriaan ontboden bij
de Heren. De Heer Officier ordonneerde Leeuwenhoek excuses te maken en zich te
onthouden van verder slecht gedrag "waerop door hem Leeuwenhoeck in zeer
force ende indecente termen zijnde geantwoort; is na deliberatie goedgevonden
denselve Leeuwenhoeck bij provisie van zijn functie als notaris binnen deze
stad te suspenderen".
Verder is besloten "tot voorcomingh van alle te
vresene onheijlen desselvs protocol ter verseeckerder plaats te doen brengen".
Terwijl Leeuwenhoek in een vertrek in het raadhuis werd gehouden zijn enkele
schepenen met de secretaris naar het huis van hem gegaan waar het comptoir
werd opengebroken (hij had geweigerd de sleutel te geven) en vier boeken en
dertien bundels notariële papieren met rood band werden toegebonden en van het
stempel van Leeuwenhoek voorzien. Het stempel zelf lieten ze achter.
De papieren werden gebracht in de kamer van het raadhuis
waar de papieren van overleden en vertrokken notarissen werden bewaard. Vervolgens
werd Leeuwenhoek weer binnengeroepen en werd hem bij provisie aangezegd dat
totdat "preuves van meerder respect ende obedientie aen de
magistraet" waren aangetoond zijn admissie als notaris in Delft werd
ingetrokken.
Leeuwenhoek moest de volgende dag zijn
"notarisborretje" van zijn huis halen en inleveren. Toen hij dat niet
deed werd dat er afgehaald en gebracht naar de kamer van de heren schepenen.
In 1730 en 1731 zijn er voor Adriaan Leeuwenhoek nog
zeven aktes gepasseerd, de laatste op 28 april 1731. Alle aktes (op één na) zijn
van personen die woonden buiten Delft.
Kinderen:
1. ADRIAAN, ged.
Delft 2 augustus 1690, begr. Delft 8 augustus 1690.
2. JACOB, ged.
Delft 21 december 1692, notarisklerk bij zijn vader Adriaan en later
"kantoorknecht" 1711, 1718, 172169- bij Antony van
Vollenhoven, pondgaarder in Rotterdam. begr. Rotterdam 17 januari 1724
(aangeg. impost 17 januari 1724 6 gulden als j.m.; woont dan "Leuvehaven
tot Vollenhoven in huijs").
3. LAMBERTUS,
volgt VIb.
VIb. LAMBERTUS LEEUWENHOEK, ged. Delft 13 april
1696, koopman te Rotterdam en Haastrecht70, schepen Haastrecht
1742-1745, burgemeester aldaar 1759-1761, waartsman ald. 1757-1759 en
1761-176371, overl. Haastrecht, begr. Haastrecht 24 april 1764 (aangeg.
impost 15 gulden). Hij huwde Haastrecht 21 mei 1725 (attestatie van
Rotterdam 20 mei 1725; aangeg. impost Haastrecht voor Maria van Leeuwen 30
gulden) met Maria van Leeuwen, ged. Haastrecht 20 februari 1703, overl.
Rosendaal (Haastrecht), begr. Haastrecht 30 mei 1792 (aangeg. impost 15 gulden),
dochter van Gerrit van Leeuwen, koopman te Haastrecht en Catarina (van) Amersfoort.
Lambertus was koopman, eerst in Rotterdam (poorter van
die stad op 9 oktober 1721), later te Haastrecht, waarnaar hij verhuisde
1729-32.
Bij de geboorte van hun kinderen Eva en Gerrit woonde
het echtpaar in Rotterdam in de Wijnstraat en bij de geboorte van dochter
Jacoba aan de Delftsevaart, eveneens in Rotterdam. De latere kinderen zijn in
Haastrecht geboren.
Op 13 mei 1725 sluiten Lambertus en Maria huwelijkse voorwaarden
af.72 Alles is gemeenschappelijk, behalve het legaat van 10.000
gulden dat Maria binnenkort van haar vader zou krijgen en dat haar is
gelegateerd door Gerrit Willemsz. Verhaar, oom van Gerrit van Leeuwen, "voornaam
coopman"73 en vele malen burgemeester van Haastrecht.74
Kort na voltrekking van het huwelijk nl. op 14 juni
1725, testeren Lambertus en Maria, wonende te Rotterdam.75 Ze
benoemen elkaar tot universeel erfgenaam en tot voogd. Van het legaat wordt
niets meer gezegd. De kinderen tesamen moet door de langstlevende bij volwassenheid
worden uitgekeerd een bedrag van 1000 gulden. Daarnaast moeten ze worden
opgevoed, een ambacht worden geleerd etc. Als er geen kinderen zijn en Lambertus
overlijdt eerst dan moet Maria aan zijn vader Adriaan Leeuwenhoek een bedrag
van 2000 gulden uitkeren en bij diens vooroverlijden dat bedrag aan
Lambertus' vrienden van vaders' zijde. In het geval Maria eerst overlijdt
zonder kinderen na te laten en als haar vader en moeder dan beiden nog in leven
zijn -en anders niet- dan moet Lambertus aan hen 2000 gulden uitkeren.
Maria institueert haar ouders als erfgenaam voor die
2000 gulden en verklaart met dat bedrag haar ouders in de legitieme portie
"in het alderruimst niet te hebben verkort en derhalven niet twijffelende
off (haar ouders) sullen met de voors(egde) somme in voldoeninge van dien, vergenoegen
en contentement nemen".
Op 28 oktober 1726 machtigt Gerrit van Leeuwen, koopman,
wonende te Haastrecht, zijn schoonzoon Lambertus Leeuwenhoek, koopman in
wijnen te Rotterdam, om uit zijn naam een bedrag van 400 gulden te vorderen van
Cornelis Verolme, wonende te Middelharnis, wegens geleverd zeildoek.76
Ten behoeve van Theodorus Bisdom worden in Haastrecht in
1745 diverse verklaringen afgelegd door enkele getuigen inzake eind 1745 ontdekte
trapjes bij de erfafscheiding tussen het land van Theodorus Bisdom en
Lambertus Leeuwenhoek (voorheen het land van Gerrit van Leeuwen).77
In 1745/1746 compareren Lambertus Leeuwenhoek en Theodorus Bisdom, oud burgemeester
te Haastrecht voor de Hoge Raad.78
Kinderen:
1. EVA, geb.
Rotterdam 2 juni 1726, overl. Haastrecht 6 oktober 1811. Zij huwde Haastrecht
18 juli 1751 (aangeg. impost Haastrecht elk f 6,‑) met Everardus
Stoelendraajer, ged. Utrecht (Domkerk) 21 januari 1724, akte van indemniteit
afgegeven door de vroedschap van Utrecht 23 november 175079,
broodbakker te Haastrecht, schepen Haastrecht 1752-1754 en 1755-1759,
burgemeester aldaar 1774-1776, 1777-1779, 1780-1782, 1783-1785, 1786-1795
(ontslagen op 17 februari 1795 door het Committé Revolutionaire80),
gezworene polder Rosendaal in Haastrecht 1783-181171, overl. Haastrecht
11 april 1811, zoon van Johannes Stoelendraajer en Johanna Toelaar, burgers
van Utrecht.
De
overlijdensberichten van Eva en Evert in 1811 (ruim 59 jaren gehuwd geweest)
geven een aardig beeld van de uitgebreide wijze waarop van zo'n gebeurtenis in
die tijd wordt bericht in de kranten.81
Eva en Evert
testeren na hun testament van 16 september 1751 wederom op 23 juli 1805.82
Ze zijn beneden de 8000 gulden gegoed. Na het overlijden van de langstlevende
wordt gerfd, in gelijke porties, door de vier nog levende kinderen Johanna
(weduwe Jan Timmerman), Lambertus, Johannes en Gerrit alsmede de kinderen van
de overleden dochter Eva verwekt in haar twee huwelijken met resp. Anthony van
Zijll en Anthony van der Kwast.
2. GERRIT, ged.
Rotterdam 30 oktober 1727, veehouder in Roosendaal, gezworene van de polder
Roosendaal 1761-1808, waartsman voor Boven Haastrecht ofwel Roosendaal
1773-1775, 1777-1779, 1781-1783, 1785-1787, 1789-1791 en 1793 tot 17 februari
1795, kadeschouwer voor de kade van Hoenkoop 1777-180771,
dijkheemraad van de Krimpenerwaard (1810), overl. Roosendaal 12 mei 1810,
begr. Haastrecht 18 mei 1810.
Gerrit
Leeuwenhoek blijft samen met zijn eveneens ongehuwde zuster Jacoba op de
boerderij van zijn ouders wonen. Zij testeren samen op 14 februari 1805 (haar
tweede, waarschijnlijk zijn eerste testament) voor notaris Jan van Nooten in
Haastrecht.83 Ieder is beneden de 8000 gulden gegoed. Ze wijzen
elkaar tot universeel erfgenaam aan. Na het overlijden van de langstlevende
van hen beiden wordt gerfd door de dan nog levende broers en zuster (met representatie
naar alleen elkaar).
Indien al de
broers en zuster overleden zijn dan (pas) gaat alles staaksgewijs naar het
nageslacht van alle overleden broers en zusters. Executeurs zijn broers
Adriaan, Lambertus en Pieter. Die broers benoemen na het overlijden van de
langstlevende, Gerrit, "..uijt hoofde van hunne verre gevorderde
ouderdom als uijt continueele lighaamsongesteldheeden ..." in hun plaats
tot executeur Dirk Blanken Hermanusz., notaris te Oudewater.84
Het
testament wordt niet volledig uitgevoerd.
De kinderen
van hun overleden zuster Catharina Leeuwenhoek menen dat hen nog rechten
toekomen uit de boedel van Lambertus Leeuwenhoek en Maria van Leeuwen die onder
Gerrit Leeuwenhoek zijn gebleven.85
De drie
broers en zuster Eva zijn van mening dat Catharina Leeuwenhoek en haar man
Hendrik Okhuizen bij hun verklaring van 14 augustus 1792 hebben aangegeven dat
zij reeds hun deel in geld hebben ontvangen. Dat was echter een ongezegelde
verklaring die bovendien door de nagelaten kinderen van Catharina en Hendrik
zo wordt geïnterpreteerd, dat de boedel van Lambertus en Maria alleen
gedurende het leven van Gerrit Leeuwenhoek onder zijn bewind zou blijven.
Partijen komen nu overeen dat de boedel van Gerrit in zes delen zal worden
verdeeld nl. naar de nog levende zuster Eva, de broers Adriaan, Lambertus en
Pieter Leeuwenhoek, de nagelaten zoon van broer Jacob Leeuwenhoek en de
kinderen van de overleden Catharina Leeuwenhoek. De afhandeling vindt
vervolgens plaats door notaris Dirk Blanken te Oudewater, die alle goederen publiek
heeft verkocht. De boerderij van Lambertus Leeuwenhoek en Maria van Leeuwen
(alsmede de grondstukken van hun zoon Gerrit), zijnde "een zeer schone en
welgeleegene hoffsteede", worden geveild op 18 oktober 1810 in de herberg
Het Ooievaarsnest in Haastrecht.86 Koper is zoon Lambertus Leeuwenhoek (VIIb)
voor in totaal 12.000 gulden. Hij sluit daarvoor drie leningen af en wel bij
zijn zuster Eva, broer Pieter en mejuffrouw Anna Margaretha Elisabeth Clasina
van Pesch te Utrecht.87 De bomen en hout van de boerderij, alsmede enkele
meubels, worden geveild op 1 december 1810 en brengen 203 gulden en 18
stuivers op.88 De overige inboedel wordt geveild op 5 t/m 9 november 1810,
hetgeen in totaal 3139 gulden en 6 stuivers opbrengt, waarvan 1048 gulden voor
het vee.89 De scheiding van de nalatenschap vindt tenslotte plaats op 7 mei
1811.90
De boerderij
wordt geërfd door de dochter van Lambertus Leeuwenhoek en Maria Rietveld, Maria
Leeuwenhoek, die gehuwd was met Dirk Verweij en later met Hendrik Kromwijk.
Zij verkoopt de boerderij -en het grootste deel van de grond- op 1 mei 1829
voor 8000 gulden aan Pauline Maria Hondorff Block, weduwe van Salomon Reijnders
Bisdom van Vliet (in leven schout van Haastrecht).91
Het deel van
de boerderij van zijn ouders dat Gerrit bezat (2/7 deel) werd op 23 augustus
1810 op 1060 gulden getaxeerd en een stuk land in bezit van Gerrit op 3100 gulden.92
3. JACOBA, ged.
Rotterdam 13 oktober 1729, ongehuwd, overl. Rosendaal (Haastrecht), begr.
Haastrecht 28 oktober 1808.
Jacoba
testeerde als jonge dochter, ziekelijk, op 14 maart 1761 voor schepenen en
secretaris van Haastrecht, doch leefde daarna nog 47 jaren.93 Ze
verklaart beneden de 2000 gulden gegoed te zijn. Het testament wordt ten huize
van haar in Haastrecht opgemaakt. Broer Lambertus krijgt een legaat van 50
gulden. Universele erfgenamen zijn haar ouders en -die beiden niet meer in
leven zijnde- haar broeders en zusters (met representatie) ieder met een
gelijke portie.
Getuigen
zijn Claas Barneveld en Justus Verhaar, schepenen. Het testament wordt
vervangen door het hierboven bij Gerrit Leeuwenhoek opgenomen testament van 14
februari 1805, waarin zij alles nalaat aan Gerrit. Jacoba bezit 1/7 deel van de
boerderij van haar ouders, welk deel begin 1809 op 400 gulden wordt getaxeerd.94
4. KATRINA, ged.
Haastrecht 16 maart 1732, overl. tussen 16 maart 1797 en 14 februari 1805. Zij
huwde (schepenbank) Haastrecht 15 juni 1759 met Hendrikus Okhuijsen, ged. Woerden
11 mei 1735, overl. tussen 16 maart 1792 en 14 februari 1805, zoon van Jacob
Okhuijsen en Annigje Janse Verhoeff.
5. ADRIAAN, ged.
Haastrecht 28 februari 1734, veehouder aan de Goejanverwellesluis in
Hekendorp, schepen van de sluis in Hekendorp 1771/1772, schepen Hekendorp
1772-1774, 1775-1777, 1778-1780, 1781-1783, 1784-1786, 1787-1789, 1790-1793,
1794, schepen/loco-schout 1795-1811 aldaar, adjunct-maire Hekendorp 1811, armmeester
Hekendorp in 178795, kerkmeester wegens het Land van Steijn in
Haastrecht -als opvolger van zijn schoonvader Harmen van Grieken- in 176896,
overl. Hekendorp (gem. Waarder)/ Haastrecht 31 oktober 1814. Hij huwde Haastrecht
15 december 1764 (Adriaan betaalt 15 gulden bij de gaarder van Haastrecht en
Cornelia 15 gulden bij de gaarder in het Land van Steijn) met Cornelia van Grieken,
geb. Stein (bij Haastrecht), ged. Haastrecht 10 juni 1736, overl. Hekendorp
(gem. Waarder) 4 november 1808, begr. Haastrecht , dochter van Herman
(Harmen) van Grieken, veehouder, en Jefje (Eva) Klare.
Adriaan
Leeuwenhoek was veehouder op de boerderij aan de Goejanverwellesluis in
Hekendorp waarin in het jaar 1787 korte tijd prinses Wilhelmina van Pruisen is
vastgehouden tijdens haar tocht naar Den Haag.
PRINSES
WILHELMINA VAN PRUISEN EN DE PATRIOTTEN
Op 28 juni
1787 werd de prinses van Oranje, Wilhelmina van Pruisen, gehuwd met prins
Willem V en zuster van koning Frederik Willem II van Pruisen, door het
vrijkorps van Gouda aangehouden aan de Vlist. Zij was op weg naar Den Haag van
waaruit zij hoopte de revolutie van de patriotten te kunnen breken. Prinses
Wilhelmina van Pruisen werd ""verzocht" van de Vlist te rijden
naar Hekendorp waar zij enkele uren verbleef in de boerderij van Adriaan
Leeuwenhoek gelegen aan de Goejanverwellesluis, waar de commandant van het
vrijkorps ingekwartierd was. Op dat moment woonde Adriaan, zijn vrouw Cornelia
van Grieken en zijn neef Lambertus Leeuwenhoek op die boerderij. De aanhouding
van prinses Wilhelmina was aanleiding voor de interventie van haar broer
Frederik Willem II die ons land binnenviel en een eind maakte aan de
revolutie.97
Voor Adriaan
had deze gebeurtenis ook gevolgen. De leden van het Comité van Defensie te
Woerden melden later dat "... men haar (de prinses) eenen intrek
bezorgd had in het huis van Adriaan Leeuwenhoek, eenen welgestelden
landbouwer, afstammeling van den kundigen Leeuwenhoek van Delft, wien de
Pruissische troepen naderhand, voor zijne herbergzaamheid, met eene deerlijke
plundering beloond hebben ..".98 Overigens was Adriaan waarschijnlijk
zelf niet echt geïnvolveerd in de patriottenbeweging. Hij wordt nl. in de
loop van 1787 weer "gewoon" (= in het reguliere tijdschema, zie
noot 95) schepen van Hekendorp. Wel komt nu -maar dat geldt voor alle
schepenen- "het Erfstadhouderschap" voor in de eedsaflegging!
Voornoemde
boerderij aan de Goejanverwellesluis -thans nog in volle glorie aanwezig- was
Cornelia van Grieken geschonken door haar moeder Eva Klare.99 Hun
neef Lambertus Leeuwenhoek (VIII) werd door Adriaan en Cornelia opgevoed na
het overlijden van diens ouders Neeltje van Grieken zuster van Cornelia) en
Jacob Leeuwenhoek (broer van Adriaan).
Adriaan en
Cornelia testeren op 22 oktober 1767.100 Ze benoemen elkaar tot
universeel erfgenaam. De langstlevende moet de kinderen opvoeden etc. en bij
meerderjarigheid aan elk uitkeren een zilveren ducaton. Adriaan erft van Cornelia
in 1808.101 Adriaan testeert, als weduwnaar, en kinderloos
zijnde, op hoge leeftijd nog twee maal. In het testament van 13 januari 1809102
benoemt hij de kinderen van zijn bij hem inwonende neef Lambertus Leeuwenhoek
Jacobsz. tot zijn erfgenamen -w.o. de boerderij aan de Goejanverwellesluis-
waarbij Lambertus het vruchtgebruik heeft. In zijn testament van 3 oktober
1814103 verandert hij dat; Lambertus, die bij hem inwoont in de
boerderij aan de Goejanverwellesluis, wordt nu zelf als universeel erfgenaam
aangewezen en bij diens vooroverlijden zijn afkomelingen. Kort voor die datum
had Adriaan reeds zijn vee en de inboedel van de boerderij voor 855 gulden
verkocht aan Lambertus en diens vrouw.104 De nalatenschap van
Adriaan bedraagt bruto bijna 9294 gulden en 10 stuivers, waarvan de boerderij
op 8000 gulden is getaxeerd.105
Hij had
echter de erfenissen die Lambertus eerder had gekregen van zijn grootouders en
andere naastbestaanden onder beheer, zodat de erfenis netto een bedrag van 1293
gulden, 4 stuivers en 10 penningen bedraagt, waarover 154 gulden, 16 stuivers
en 12 penningen aan collaterale successie moet worden afgedragen. Op 12 juni
1812 koopt en verkoopt Adriaan Leeuwenhoek aan Cornelis Vergeer, bouw- en bijeman
te Hekendorp twee stukjes grond te Hekendorp voor resp. 21 en 105 francs.106
6. JACOB, volgt
VIIa.
7. MARIA, ged.
Haastrecht 8 juni 1738, begr. Haastrecht 24 september 1740 (aangeg. impost 15
gulden).
8. LAMBERTUS,
volgt VIIb.
9. PIETER, ged.
Haastrecht 5 mei 1743, veehouder te Roosendaal, overl. Haastrecht 24 oktober
1822. Hij huwde Haastrecht (schepenbank) 22 juli 1801 (Pieter en Teuntje
betalen ieder bij de gaarder van Haastrecht 15 gulden) met Teuntje van der El,
geb. Benschop ca. 1749, overl. Haastrecht 30 juli 1815.
Op 19 mei
1768 neemt Pieter zijn erfportie van zijn grootmoeder Catharina van Amersfoort
van 1019 gulden, 17 stuivers en 15 penningen in ontvangst.107
Pieter erft in 1815 van Teuntje van der El.108
Na het
overlijden -kinderloos- van Pieter Leeuwenhoek blijken er onder andere een
boerderij van 20 1/2 morgen in Rosendaal en de helft van een boerderij van 27
morgen in Rosendaal te verdelen te zijn. De totale nalatenschap bedraagt f
13500,- welk bedrag in gelijke delen wordt verdeeld tussen de erfgenamen van
Pieter en Teuntje. Er gaan echter eerst legaten van af, waarbij de kant van de
Leeuwenhoeken bevoordeeld wordt. Zo wordt aan broer Lambertus de halve
boerderij -op f 3212 getaxeerd- gelegateerd, waarvan hij de andere helft reeds
bezat.
De
erfgenamen van Gerrit en Jacoba Leeuwenhoek wordt voorts samen f 4000,-
gelegateerd, terwijl een bedrag van f 200,- wordt gelegateerd aan Neeltje en
Klaas van der El, zijnde kinderen van broer Hannes van Teuntje van der El.109
10. MARIA, ged.
Haastrecht 7 februari 1745, begr. Haastrecht 12 februari 1745 (aangeg. impost
30 gulden).
VIIa. JACOB LEEUWENHOEK, ged. Haastrecht 19
februari 1736, veehouder, overl. Stein (bij Haastrecht), begr. Haastrecht 20
mei 1774 (aangeg. impost Lande van Steijn 15 gulden op 18 mei 1774 door Gerrit
Leeuwenhoek). Hij huwde 1e Haastrecht 30 januari 1771 (Jacob betaalt 15 gulden
aan de gaarder van Haastrecht en Neeltje 15 gulden aan de gaarder van het
Land van Steijn) met Neeltje van Grieken, geb. Stein (bij Haastrecht),
ged. Haastrecht 1 maart 1744, begr. Stein 24 november 1771 (aangeg. impost
Land van Steijn 15 gulden), dochter van Herman (Harmen) van Grieken,
veehouder en Jefje (Eva) Klare.
Hij huwde 2e Oudewater 4 april 1774 (Jacob betaalt 15
gulden aan de gaarder in het Land van Steijn) met Aaltje Smit, geb.
Oudewater. [Aaltje Smit huwde 2e Oudewater 31 december 1775 met Leendert
Nielse, j.m. geb. Rotterdam].
Neeltje van Grieken werd door haar moeder Eva Klare de
boerderij Welgelegen (twee hofsteden met 29 morgen land) aan de Hogendijk in
Stein geschonken. Haar zuster werd, zoals hierboven aangegeven, de boerderij
aan de Goejanverwellesluis geschonken.110
Jacob Leeuwenhoek, wedr. van Neeltje van Grieken, verschijnt
op 21 januari 1773 voor de weeskamer van Stein om zijn boedel te scheiden ten
behoeve van zijn zoon Lambertus, voor wie als voogden optreden Gerrit en Adriaan
Leeuwenhoek.111 Er is een inventaris van de boedel gemaakt. Jacob
blijft in het bezit van alle goederen. Hij zal Lambertus opvoeden etc. en bij
diens meerderjarigheid een bedrag van 4000 gulden uitkeren als moederlijk
erfdeel. Als zekerheid gelden de twee hofsteden met 29 morgen land. Kort na
het huwelijk met Aaltje Smit overlijdt ook Jacob Leeuwenhoek. De goederen van
de boerderij Welgelegen worden op 13 maart 1775 op een boeldag verkocht,
hetgeen 4033:19:- oplevert.112
Kind uit eerste huwelijk:
1. LAMBARTUS
(LAMBERTUS), volgt VIII.
VIII. LAMBARTUS (LAMBERTUS) LEEUWENHOEK, ged.
Stein (bij Haastrecht) 17 november 1771, veehouder, overl. Hekendorp 1 februari
1826. Hij ondertrouwde Hekendorp en huwde (schepenbank) Jaarsveld 7 mei 1803
met Adriana Hermanusdr. Harsveld (Hartsveld), geb. Jaarsveld,
ged. Lopik 16 juli 1778, bouwvrouw, overl. Hekendorp 12 juni 1843, dochter van
Hermanus Jansz. Harsveld (Hartsveld) en Willempje den Dunnen. Adriana wordt bij
haar huwelijk vergezeld door Herman Harsveld, haar vader.
Lambertus Leeuwenhoek Jacobsz. is, weeskind zijnde op
tweejarige leeftijd, opgegroeid op de boerderij van zijn oom Adriaan
Leeuwenhoek aan de Goejanverwellesluis. Hij testeert als jongeman op 18
september 1792.113 Enige en universele erfgenaam is zijn tante Cornelia
van Grieken, gehuwd met Adriaan Leeuwenhoek en tevens zuster van zijn moeder
Neeltje van Grieken. Cornelia van Grieken moet dan wel binnen zes weken na zijn
overlijden aan de erfgenamen ab intestato van vaders' zijde in contante
penningen een bedrag van 7000 gulden uitkeren. Voogden over minderjarige
erfgenamen zijn zijn ooms Gerrit en Adriaan Leeuwenhoek.
Op 22 mei 1818 verkoopt Lambertus Leeuwenhoek,
landbouwer aan de Goejanverwellesluis, voor f 150,- een hoefsmitswinkel met
huis en erf staande en gelegen aan de Goejanverwellesluis, aan Anthony Boere,
hoefsmit.114
Kinderen:
1. NEELTJE, geb.
Jaarsveld 17 mei 1803, overl. Lange Ruige Weide 2 september 1875. Zij huwde
Hekendorp 2 april 1824 met Gerrit Kok, geb. Waarder 17 december 1795,
veehouder, overl. Lange Ruige Weide 23 april 1865, zoon van Cornelis Kok en
Marrigje Verduijn.
2. CORNELIA,
geb. Hekendorp 18 september 1805, ged. Oudewater 25 september 1805, overl.
Lange Ruige Weide 31 oktober 1880. Zij huwde Hekendorp 17 juni 1831 met
Cornelis Kok, geb. Waarder 28 maart 1806, veehouder, overl. Lange Ruige Weide
29 september 1855, zoon van Frederik Kok en Jannigje Lekkerkerker.
Cornelis Kok
was reeds wedr. van Neeltje van Schaik; zij overl. Lange Ruige Weide 4
augustus 1829.
3. JACOB, geb.
Hekendorp 21 november 1806 (ged. 30 november 1806 in Oudewater), veehouder,
overl. Stein 25 augustus 1879. Hij huwde Haastrecht 6 maart 1829 met Jacoba
ten Brummeler, geb. Haastrecht 5 september 1810 (ged. Oudewater 9 september
1810), overl. Stein 5 oktober 1889, dochter van Johannes ten Brummeler
(Breumelaar) en Jannigje van der Berg.
Jacob was
veehouder op de boerderij "Welgelegen" in Stein, liggend aan het
jaagpad, oorspronkelijk komende van zijn grootvader Jacob Leeuwenhoek en
daarvoor van diens schoonvader Herman van Grieken geh. Eva Klare en daarvoor
van diens schoonvader en -moeder Willem Leendertse Klare en Cornelia Jacobs
Verkaik.
4. ADRIAAN, geb.
Hekendorp 7 juli 1809 (ged. op 23 juli 1809 in Oudewater), veehouder, woont
1875 in Woerden, overl. Woerden 1 november 1892. Hij huwde 11 december 1840
Kamerik en de Houdijken met Johanna Margaretha Lekkerkerker, geb. Gouderak 6
november 1823, bouwvrouw, overl. Woerden 29 april 1908, dochter van Johannes
Lekkerkerker en Grietje Oskam.
5. WILLEM, geb.
Hekendorp 19 oktober 1811 (ged. op 13 november 1811 te Oudewater), werkman,
veehouder, overl. Woubrugge 20 september 1869. Hij huwde Zwammerdam 7 augustus
1846 met Antje (Anna) Hoogendoorn, geb. Zwammerdam 4 januari 1823, overl.
Woubrugge 9 februari 1868, dochter van Dirk Hoogendoorn en Aaltje Burggraaf.
6. MARIA, geb.
Hekendorp 18 juni 1813, overl. Hekendorp 6 juni 1852. Zij huwde Hekendorp 29
november 1841 met Jan van Dam, geb. Zwammerdam 9 oktober 1812, veehouder,
overl. Hekendorp 9 juli 1870, zoon van Gijsbert van Dam en Antje Thewe. Jan
huwde 2e Hekendorp 12 oktober 1854 met Heiltje van Eijk, overl. Hekendorp 15
september 1887, dochter van Krijn van Eijk en Marrigje Vermaat. De boerderij
aan de Goejanverwellesluis is bij zoon Gijsbert van Dam (uit het tweede
huwelijk van Jan van Dam) terechtgekomen.115
7. HERMANUS,
geb. Hekendorp 1815/1816, ongehuwd. Hij is bij een harddraverij op het ijs door
het ijs gezakt en verdronken116, overl. Hekendorp 2 januari 1841.
VIIb. LAMBERTUS LEEUWENHOEK, ged. Haastrecht 9
juli 1741, veehouder te Roosendaal, gezworene voor de polder Honaart in Haastrecht
1772-1812 en voor de polder Rosendaal 1808-1812 (als opvolger van zijn broer
Gerrit), kadeschouwer voor de kade van Snelrewaard 1772-1812 en de kade van
Hoenkoop 1779-181271, waardsman Haastrecht van 1806-1810, overl.
Haastrecht 29 november 1827. Lambertus huwt Benschop 2 mei 1773 met Maria
Rietveld, geb. Benschop, overl. Haastrecht 14 augustus 1828. Maria Rietveld
is waarschijnlijk op 7 maart 1745 te Benschop gedoopt als dochter van Klaas
Pietersz Rietveld en Neeltje Hannes Koijman.
Lambertus neemt op 4 december 1766 zijn erfportie (1019
: 17 : 15) in de nalatenschap van zijn grootmoeder Catharina van Amersfoort in
ontvangst.117
Lambertus en Maria zijn ruim 54 jaar getrouwd geweest.
Zij testeren op 17 december 1773, waarbij ze elkaar tot universeel erfgenaam
benoemen. Kinderen moeten door de langslevende worden opgevoed, leren lezen en
schrijven, een ambacht leren etc. Lambertus en Maria zijn beneden de 4000
gulden gegoed.118 Dochter Maria Leeuwenhoek is de enige erfgenaam
van Lambertus en Maria. Ze erft onder andere de boerderij in Rosendaal die
eertijds eigendom was van haar grootvader Lambertus Leeuwenhoek en Maria van
Leeuwen, alsmede een naastgelegen boerderij.119
Kinderen:
1. MARIA, ged.
Oudewater 6 februari 1774 (aantekening "uit Rosendaal"),
landbouwster. Zij huwt 1e te Oudewater op 9 juni 1793 (Dirk en Maria betalen
elk 6 gulden aan de gaarder te Haastrecht; Dirk woont weliswaar niet in
Haastrecht, maar moet betalen omdat in zijn woonplaats Cromwijk niet wordt
geheven) met Dirk Verweij, geb. Cromwijk (bij Woerden), overl. Haastrecht 5
februari 1823. Zij huwde 2e Haastrecht 13 maart 1829120 met Hendrik Cromwijk, ged.
Linschoten 29 maart 1761, mr. timmerman en koopman te Linschoten, zoon van
Cornelis Cromwijk en Willempje Labrau. Hendrik was wedr. van Marrigje Verweij,
overl. Linschoten 9 december 1818.
2. NEELTIE, ged.
Oudewater 12 april 1775 (aantekening "uit Rosendaal"), overl. voor
1827.
IVc. MAERTEN HUIJCHZ. LEEUWENHOEK, ged. Delft 13
februari 1631, begr. Delft 24 november 1694. Hij huwde Delft op 15 november
1651 met Jannitgen Vosmaer, ged. Delft 30 september 1626, begr. Delft 9
juli 1701, dochter van Arent Woutersz. Vosmaer en Maertgen Cornelisdr. (van
Hoochstraten).
In het huizenprotocol komt Maerten op de volgende adressen
voor: Marktveld, Pontemarkt, Susterlaan, Pieterstraat, Marktveld en de Bastiaans
Vest.
Maerten Leeuwenhoek wordt een aantal keren genoemd als pachter
van imposten in Delft, Delfshaven, Delfland en Rotterdam.
In 1664 wordt hij genoemd als pachter van de impost op
de Waag in Rotterdam121; in 1667 als collecteur van verscheidene
gemeenelands imposten wonende te Delft122; in 1675 als pachter van
de impost op de wijnen en bieren binnen Delft en Delfland123, in
1679 als impostmeester van Žt brandhout over Delft en Delfland124
en in 1685 als pachter van de stadsimpost van de "maackekrerdij" en
van de ronde maat over Delft en Delfshaven.125
Maerten en Jannetgen testeren voor de eerste maal in
1652126 en, beiden gezond van lichaam, voor de tweede maal op 12
april 1675.127 Ze wonen dan op het Marktveld in Delft. Ze benoemen
elkaar tot universeel erfgenaam, met de last de kinderen op te voeden, naar
school te laten gaan en een handwerk te leren, etc.
Elk van de kinderen zal door de langstlevende bij
mondigheid of eerder huwelijk een bedrag van 600 carolus gulden moeten worden
uitgekeerd, zijnde hetzelfde bedrag dat hun oudste dochter bij haar huwelijk
met Johannes de Coup gekregen heeft. Als de langstlevende komt te overlijden,
terwijl er nog ongehuwde kinderen zijn, dan krijgen die kinderen elk 400 carolus
gulden bovenop de 600. Voorts krijgen de minderjarige en ongehuwde kinderen tot
hun 20ste jaar jaarlijks een bedrag van 50 gulden.
Indien geen kinderen of verdere descendenten worden
nagelaten zal de boedel in gelijke delen worden verdeeld tussen de familie van
Maarten en Joanna.
In mei 1684 koopt Maarten Leeuwenhoek van Joris
Groenewegen een huis en erf gelegen aan de zuidzijde van het Marktveld, belend
ten oosten Christine Dullaers, wed., en ten westen Hendrick van Anckeren,
strekkende van het Marktveld zuid op tot in de stadsgracht.128 Het
huis is vanwege het opstellen van een pothuisje (laag huisje geleund tegen een
groot huis) belast met een rente van twee stuijvers per jaar ten gunste van de
stad, welk bedrag Maarten voor zijn rekening neemt. Het huis kost 2500 gulden, waarvan 2200 gulden met een
schuldbrief wordt voldaan.
Kinderen:
1. MAGDALEENTJE
(HELENA), ged. Delft 23 november 1653, begr. Delft 8 april 1720 (aangeg. impost
6 gulden). Zij ondertr. 1e te Delft 1 april 1673 met Johannes de Coup (Coep),
overl. tussen 8 januari 1682 en 15 oktober 1685. Zij ondertr. 2e Delft 11
januari 1687 met Barent (van) Frijtom (Friton), ged. Delft 28 oktober 1663,
begr. Delft 11 mei 1720 (aangeg. impost 3 gulden), zoon van Frederick van
Frijtom en Paulina Born.
Magdalena,
wonende te Delft, testeert op 18 maart 1688.129 Haar man Barent van
Fritom is universeel erfgenaam. Hij moet als er kinderen zijn, deze opvoeden,
een ambacht laten leren etc. en bij huwelijk of meerderjarigheid hen elk een
uitzet geven alsmede aan de kinderen tesamen een bedrag van 50 gulden. Als zij
overlijdt zonder kinderen na te laten, terwijl haar ouders nog in leven zijn,
dan zal aan dezen 50 gulden moeten worden gegeven als legitieme portie.
2. MARIA, ged.
Delft 11 maart 1655, jong overleden.
3. MARIA, ged.
Delft 10 november 1656, begr. Delft 16 januari 1717 (aangeg. impost 3 gulden).
Zij ondertr. Delft 24 mei 1681 met Jan den Appel, ged. Delft 13 december 1657,
wijnkoper, begr. Delft 31 januari 1696, zoon van Gerrit den Appel en Grietje
Jans Ackersdijck.
Op 3 januari
1682 maken Maria Leeuwenhoek en Johan den Appel testament.130 Ze
wonen aan de Brabantse Turfmarkt.
De
langstlevende is universeel erfgenaam en moet de kinderen bij volwassenheid of
huwen een bedrag van 100 gulden geven.
Als er geen
kinderen zijn erft de langstlevende alles met dien verstande dat aan de
vrienden van de eerststervende een bedrag van 100 gulden moet worden gegeven.
Als de ouders van Maria en Johan nog leven -op dat moment alle vier nog in
leven- erven die dat bedrag. In het huizenprotocol komt zij eerst voor aan de
Bastiaans Vest, daarna aan de Pontemarkt WZ in een poort.
Maria
Leeuwenhoek, wed., testeert thuis op 8 januari 1717 voor notaris Adriaan
Leeuwenhoek.131 Ze is in de 200-ste penning beneden de 4000 gulden
gegoed. Erfgenamen zijn haar kinderen Maarten, Johanna en Gerard den Appel.
Haar vierde kind Margareta den Appel, huisvrouw van Quirinus Mesch, krijgt 100
gulden en enige goederen. Als zij daar geen genoegen mee neemt wordt zij in de
legitieme portie gesteld, waarbij meetelt de eerder gegeven uitzet.
4. ANGENIETA,
ged. Delft 16 juni 1658, begr. Delft 12 september 1658 of 1659.
5. JANNETJE
(JOHANNA), ged. Delft 8 april 1660, wonende op het Marktveld te Delft, overl.
Delft 30 augustus 1713 (aangeg. impost 6 gulden). Zij ondertr. Delft 12 oktober
1697 met Frans (François) Van Trigt (Tricht), mr. bakker 1674, koopman in
koren 1707. Hij overlijdt te Delft 7 april 1707 (aangeg. impost 6 gulden) in
diens huis aan de westzijde van de Korenmarkt.
Frans van
Trigt ondertr. 1e Delft 5 april 1670 met Maria Ame(d)t, begr. Delft 19 mei
1697. Testamenten met Maria in 1692 en 1697.132
Johanna en
François sluiten voor notaris Adriaan Leeuwenhoek huwelijkse voorwaarden op 10
oktober 1697.133 Johanna wordt door haar moeder Jannetie Vosmaer,
wed.van Maarten Leeuwenhoek, wonende Delft, geassisteerd. Zij brengen alles
bij het huwelijk in hetgeen zij thans bezitten. Als de bruidegom eerst komt
te overlijden zonder kinderen na te laten dan zullen ook hetgeen staande
huwelijk is geërfd of aangekomen, alsmede de winsten en verliezen deel uitmaken
van de gemeenschappelijke boedel. Johanna houdt de juwelen die zij thans
heeft, alsmede hetgeen zij als morgengave van François zal ontvangen. De helft
van het resterende van de boedel gaat naar haar en de andere helft naar de
erfgenamen van François.
Als er
kinderen zijn, of als Johanna zonder kinderen komt te overlijden, dan zal er
in het geheel geen gemeenschap van goederen zijn, behoudens de winsten en
verliezen tijdens het huwelijk aangekomen. Als er wel kinderen zijn krijgen
die Johanna's deel.
Als de
bruid, Johanna Leeuwenhoek eerst komt te overlijden zonder kinderen na te
laten en haar moeder reeds overleden is, dan zal Frans van Trigt aan ieder van
haar zusters (of hun nakomelingen bij representatie) moeten uitkeren 100
zilveren ducatons of 315 guldens van 20 stuivers het stuk. Getuige is o.a.
notarisklerk Cornelis Leeuwenhoek (IVb-8).
In haar
testament van 21 november 1701134 benoemt Johanna Leeuwenhoek,
huisvrouw van François van Tricht, korenkoper wonende aan de westzijde van de
korenmarkt, haar man tot universeel erfgenaam in het geval zij geen kinderen
nalaat. Zij verklaart verder in de 200ste penning beneden de 4000 gulden
gequotiseerd te zijn. Getuigen zijn Jacobus Langerack en Dirck Fijck.
In hun
testament van 2 april 1707135 benoemt François tot erfgenamen: 1e.
3/5 part van zijn erfenis in 14 gelijke delen aan de vijf kinderen en -bij
representatie- twee kindskinderen van zijn broer Anthony van Trigt, de vier
kinderen van zijn zuster Matge van Trigt, de drie kinderen van zijn zuster
Stijntie van Trigt en Anthony van Trigt, zoon van zijn broer Claes van Trigt;
2e. 1/5 part gaat naar Johanna van der Wilt en Ariaentje Broeckerhoff,
dochters van zijn zuster Judith Biddaf. Dit onder de voorwaarde dat zij elk
jaar aan hun moeder een bedrag van 50 gulden zullen uitkeren; 3e. 1/5 part
naar Catarina van Buuren (in het eerdere testament is sprake van Catarina
van Ruijven), dochter van zijn zuster Geertruijd van Trigt.
Voorts krijgt
Johanna Leeuwenhoek, bovenop hetgeen waarop ze volgens de huwelijkse
voorwaarden van 1697 recht heeft, een bedrag van 10 hondert guldens, welk
bedrag na haar overlijden naar zijn genoemde erfgenamen moet gaan, waarbij aan
Catarina van Buuren een obligatie van 200 gulden wordt geprelegateerd.
Op 27 april
1707, kort na het overlijden van François van Tricht, wordt voor notaris
Adriaan Leeuwenhoek een boedelbeschrijving opgemaakt, waarin François en
Johanna elk voor de helft participeren.136 De boedel bevat onder
andere het huis aan de Korenmarkt, met een uitgebreide inboedel. Daaronder een
portret van Johanna Leeuwenhoek, een van François van Trigt en een van diens
eerste huisvrouw (plus twee wapens) alsmede een van Theunis van Trigt en zijn
huis. Ook veel tarwe, rogge, haver e.d. dat zich op de zolder bevindt.
Er zijn vele
(meer dan 100) vorderingen voor geleverde granen aan bakkers in Delft,
Pijnacker, Dordrecht, Delfshaven, Leiden, Maassluis, Schiedam, De Hoorn,
Overschie, Den Haag, Voorburg, Rijswijk, Maasland, Zoetermeer, Loosduinen en
Vlaardingen. Voorts zijn er renten van een bedrag van 4000 gulden komende uit de boedel van de weduwe van Maarten
Leeuwenhoek, Jannetje Vosmaer. Bij de lasten van de boedel is onder andere
opgenomen een bedrag van ruim 53 gulden aan de weduwe van Jan den Appel (=Maria
Leeuwenhoek) voor geleverde wijn en verschot van impost. Voorts zijn er
-inzake Francois- kosten voor zes doctoren en chirurgijns en een apothecaris.
De boedel wordt op aangeven van Johanna beschreven in aanwezigheid van Thomas
van der Wilt, Joachim van den Ende en Nicolaes van der Vaert als executeurs van
het testament van François van Trigt. Getuige is o.a. Jacob Leeuwenhoek, klerk
van Adriaan Leeuwenhoek.
In haar
testament van 17 juli 1712137 prelegateert Johanna, weduwe van
François van Tright, wonende te Delft, aan haar zuster Magdalena, jegenwoordig
huisvrouw van Barent van Fritom, een bedrag van 100 carolus guldens. Voorts aan
Maria van Leffen, dienstmaagd van Barent van Fritom, een bedrag van 50 gulden.
In al haar
verdere goederen benoemt zij tot universele erfgenamen haar drie zusters
Magdalena, Maria en Margareta Leeuwenhoek ieder voor 1/3 part, met
representatie. Haar Rotterdamse zuster Elisabeth wordt niet in het testament
genoemd. Misschien omdat die al genoeg bezit (zie hieronder)? Executeurs van
het testament zijn zwager Barent van Fritom en Michiel Slootingh, goede
bekende vriend (echtgenoot van Johanna van Hasselt; Johanna tekent met voornaam
Janna).
De boedelscheiding
wordt op 27 oktober 1713 opgemaakt138, waarbij de drie zusters erven
conform testament. Leonard van Amsterdam taxeert enige sieraden van de boedel.
In totaal bedragen de baten 5475 gulden, 13 stuivers en 1 penning.
De lasten
w.o. de legaten bedragen 2115 gulden, 8 stuivers en 12 penningen. Hieronder
een betaling van 1292 gulden aan de executeurs van het testament van François
van Trigt zaliger, die dit nog van de boedel tegoed hadden, waarvoor Dirk van
Schie zaliger zich garant had gesteld (quitantie daarvan thans berustende onder
Leonard van Amsterdam, echtgenoot van Elisabeth Leeuwenhoek, weduwe Dirk van
Schie). Er schiet zuiver over een bedrag van 3360 gulden, 4 stuivers en 5
penningen, zijnde voor elk van de drie zusters een bedrag van 1120 gulden, 1
stuiver en 7 penningen.
6. MARGRIETA,
ged. Delft 18 december 1661, overl. Delft 13 november 1743 (aangeg. impost 3
gulden). Zij ondertr. Delft 18 maart 1684 met Michiel Reijniersz. van Hasseld
(Hassel), ged. Delft 6 maart 1664, begr. Delft 15 november 1704, zoon van
Reijnier van Hassel en Annetje Michiels.
In het
huizenprotocol komt zij voor aan het Marktveld, de Susterslaan en de Pieterstraat.
Margareta en
Michiel testeren op 19 februari 1702 voor notaris Adriaan Leeuwenhoek in diens
huis.139 Ze wonen aan de westzijde van het Marktveld en zijn in de
200e penning beneden de 4000 gulden gequotiseerd. Ze benoemen elkaar tot
universele erfgenaam onder de conditie dat de langstlevende de kinderen die er
zijn en mogelijk nog zullen komen zal opvoeden, een handwerk laten leren etc.
en bij huwelijk of meerderjarigheid aan elk zal uitkeren een bedrag van 50
carolus guldens van 20 stuijvers het stuk. Indien er geen kinderen zijn zal de
boedel na het overlijden van de langstlevende (die gedurende diens of dier
leven eerst alles erft) voor de helft naar de ene en voor de andere helft naar
de andere kant gaan.
Op 4 juli
1716 koopt Margareta Leeuwenhoek, weduwe van Michiel van Hassel, van Cornelis
van der Sleijden een huis en erf gelegen aan de zuidzijde van het Marktveld,
belend ten oosten Jan de Wan en ten westen de weduwe van Willem Sloting.140
Het huis is belast met een rente van twee stuivers en drie penningen per jaar
die voor rekening van de koopster komen. De koopsom bedraagt 640 gulden,
waarvan 200 gulden met een schuldbrief wordt voldaan.
Op 9
december 1745 wordt de boedel van Margaretha Leeuwenhoek, wed. van Michiel
van Hasselt, wonende te Delft, door de voogden Thomas Valensis, meester
glazenmaker en Adriaen Romeijn, stads-roeper, opgemaakt ten behoeve van haar
kind en kleinkinderen en verdere erfgenamen ab intestato.141
Hieronder de helft van een graf op het choor van de Nieuwe Kerk in Delft,
waarvan het grafbriefje berust bij juffrouw Johanna den Appel.
Tegenover de
aanwezige goederen (beperkt van omvang, enige klederen, meubilair e.d.) die
voor memorie worden opgenomen, staat aan lasten in totaal een bedrag van 277
gulden en 5 stuivers. De boedel wordt door notaris Simon van der Sleijden
beschreven op aangeven van juffrouw Johanna van Hasselt, wed. van Aalbregt Aalbregts
Cool, dochter van Margaretha.
De
inventaris is gemaakt op 24 januari 1744 en "eijndelijk geresumeerende"
op 9 december 1745.
7. SARA, ged.
Delft 19 februari 1664, begr. Delft 26 september 1693. Zij ondertr. Delft 29
november 1692 met Cornelis Luda, ged. Delft 4 januari 1661, koopman en
kruidenier, begr. Delft 1724 (aangeg. impost 29 december 1724, Oudemanhuis, pro
deo), zoon van Philips Luda en Christina Goere.
Sara en
Cornelis testeren op 9 juli 1693 voor notaris Adriaan Leeuwenhoek te Delft.142
Zij wonen dan in de Wijnstraat ofte Coornmarkt binnen Delft. Ze benoemen
elkaar tot universeel erfgenaam. Eventuele kinderen moeten door de langstlevende
worden opgevoed en een ambacht worden geleerd. Bij volwassenheid of huwelijk
moeten de kinderen tesamen van de langstlevende een bedrag van 200 gulden van
40 grooten Vlaams het stuk krijgen. Als er geen kinderen zijn en Sara overlijdt
eerst, terwijl haar ouders nog in leven zijn, dan moeten die dat bedrag
krijgen.
8. ELISABETH,
ged. Delft 28 maart 1666, overl. Rotterdam 20 september 1743 (aangeg. 25
september 1743 30 gulden; 1 minderjarig en 5 meerderjarige kinderen; woont
Lombertstraat bij de Hal). Zij ondertr. 1e Delft 8 december 1685 met Dirck Claesz.
van Schie, ged. Delft 5 september 1664, begr. Delft 19 september 1704, zoon van
Claes Willemsz. van Schie en Judith Jansdr. de Vroome. Elisabeth ondertr. 2e
Delft 11 januari 1710 met Leonard van Amsterdam, ged. Delft 18 januari 1680,
begr. Delft 8 november 1719 (aangeg. impost 30 gulden), zoon van Cornelis van
Amsterdam en Aerlant van Couwenhove. Beiden betalen bij hun huwelijk 30
gulden aan de gaarder in Delft.
In het
huizenprotocol is zij eerst aan de Voorstraat, daarna op het Marktveld (1701)
opgenomen. Elisabeth gaat een aantal malen naar de notaris om te testeren.143
Elisabeth,
koopt op 19 februari 1723 van Maximiliaan de Rave een huis en erf staande en
gelegen aan de westzijde van de Voorstraat, vanouds genaamd "De Drie
Cimbellen", welk huis een vrije uitgang tot op de Oude Delft heeft. De
koopsom bedraagt 8000 gulden, in gerede middelen betaald.144
Elisabeth
Leeuwenhoek had bij haar overlijden een vermogen van ca. 150.000 gulden. De
boedel wordt op 12 december 1743 verdeeld.145 Aan onroerende
goederen had ze geprelegateerd aan haar kinderen een huis aan de westzijde
van de Voorstraat in Delft (zie hiervoor) en een huis en erf naast het
stadsboterhuis in Delft. De panden worden verhuurd voor resp. 490 gulden en
185 gulden per jaar. Voorts bezit zij een groot aantal obligaties (118 stuks),
waaronder leningen in het jaar 1708 van 500 en 1000 gulden aan resp. Maarten
en Johanna Leeuwenhoek. De baten bedragen, afgezien van de twee huizen en de
inboedel, een bedrag van 148.741 gulden, 16 stuivers en 10 penningen. Rekening
houdend met de schulden, waaronder een prelegaat van 50.000 aan haar vijf
kinderen en een bedrag van 6360 gulden als vaderlijk bewijs van Leonardus van
Amsterdam aan diens zoon Cornelis, bedraagt de zuivere nalatenschap een bedrag
van 92218 gulden 6 stuivers en 12 penningen. Erfgenamen zijn de vijf kinderen
en een kindskind te weten 1e Johanna van Schie, huisvrouw van Pieter van
Schie, koopman te Amsterdam; 2e Judith van Schie, huisvrouw van Theodorus
Lulius, bedienaar des Goddelijken woorts te 't Woudt; 3e Magdalena Sara van
Schie, wed. van de heer Jacobus Scheurwater, wonend te Rotterdam; 4e Theodora
Elisabeth van Schie, huisvrouw van Jacob den Brouwer, bedienaar des Goddelijke
woorts te Monster, 5e Cornelis Leonardus van Amsterdam, medicine doctor te
Rotterdam en 6e Elisabeth Schrap, dochter van de overleden dochter van
Elisabeth genaamd Jacoba Appolonia van Schie die gehuwd was met Hendrik Schrap.
9. GEERTRUIJT,
ged. Delft 8 maart 1668, begr. Delft 21 of 25 mei 1668.
10. ADRIANA, ged.
Delft 6 september 1669, verm. jong overleden.
Noten.
1. Geraadpleegde
literatuur inzake Antonie van Leeuwenhoek:
- Dr. A. Schierbeek, Antonie van
Leeuwenhoek, zijn leven en zijn werken, 2 delen, Lochem 1950-1951.
- Dr. W.H. van Seters, Leeuwenhoek's afkomst
en jeugd in: Biologisch Jaarboek, uitgegeven door het Koninklijk Natuurwetenschappelijk
Genootschap Dodonaea te Gent nr. 19 (1952), blz. 123-184.
- Van Leeuwenhoek herdacht; bundeling van de
voordrachten gehouden op het symposium, georganiseerd ter gelegenheid van de
herdenking van de 350e geboortedag van Antonie van Leeuwenhoek, serie-uitgave
van het Genootschap Delfia Batavorum, nummer 8, Amsterdam 1982.
- Drs. A.J.H. Rozenmond, Wilsbeschikkingen
van Antonie van Leeuwenhoek. Artikelen aangeboden aan H.W. van Leeuwen door
zijn collega's ter gelegenheid van zijn afscheid van de Gemeentelijke
Archiefdienst Delft, Delft 1992.
- Drs. A.J.H. Rozenmond, De testamenten van
Antonie van Leeuwenhoek in: Facetten van Delft, serie-uitgave van het Genootschap
Delfia Batavorum, nummer 12, blz. 359-371; Amsterdam 1985.
- Leven en werk van Antoni van Leeuwenhoek.
Uitgave van de Gemeentelijke Archiefdienst Delft 1977.
- H.A. Bosman-Jelgersma, Vijf eeuwen
Delftse apothekers, 1979.
- Jhr. mr. E.A. van Berensteijn,
Grafmonumenten en grafzerken in de Oude Kerk te Delft, 1938.
- De stad Delft, Cultuur en Maatschappij van
1667-1813: Stedelijk Museum het Prinsenhof, Delft 1982.
- Mw. J. de Loos-Haaxman, Delftse burgers
in: De Nederlandsche Leeuw 1958, nr. 4, kolom 122 t/m 141.
- Petra Beydals, Twee testamenten van
Antonie van Leeuwenhoek. Overgedrukt uit het Tijdschrift voor Geneeskunde,
jaargang 77, nr. 9, dd. 4 maart 1933.
- Dr. H.L. Houtzager, De microscopische
nalatenschap van Antonie van Leeuwenhoek, Jaarboek Delfia Batavorum 1991.
- P.J. Haaxman, apotheker te Rotterdam: Het
leven van een groot natuuronderzoeker, Antony van Leeuwenhoek, Amsterdam
1871.
- C.D. Goudappel, E.J. Marico, H.K.
Nagtegaal en D. Wijbenga, Genealogische en Historische Encyclopedie van Delft,
1984, blz. 163-165.
- Dr. W.A. van Seters, Van Leeuwenhoeks
tweede huwelijk, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, jaargang 112, nr. 27
(6-7-1968).
2. Den Haag,
Centraal Bureau voor Genealogie, fiches inzake het Tweede Lidmatenboek der
hervormden te Delft 1597-1627.
3. G.A. Delft,
Oud Notarieel Archief (O.N.A.), inv.nr. 1772, testament (15-5-1621).
4. Zie voor de
genealogie Sleeuwenhoek, opgesteld door ir. A.I. Grabowsky: Ons Voorgeslacht
1992, februari 1992, pagina 85 e.v..
5. Streekarchief
Krimpenerwaard, Gemeentearchief Haastrecht, inv.nr. 2462. In dit
inventarisnummer zijn gegevens over het geslacht Leeuwenhoek in Haastrecht
e.o. opgenomen, die aan het begin van deze eeuw zijn verzameld door de heer
Van Zanen Muller, industrieel in Haastrecht en verzamelaar van gegevens over
Haastrechter geslachten.
In dossier
2462 is o.m. een brief opgenomen van dr. Van Seeters van 7 oktober 1934,
waarin door een familielid verklaard wordt dat genoemd schilderij, dat hing
in de keuken van de boerderij van Jacob Leeuwenhoek (generatie IXa) op een
boeldag in 1885 is verkocht.
6. ...
7. GA Delft.
Huizenprotocol, nr. 1594 (122 deel II folio 353); nr. 1597 (135 deel II folio
354) en nr. 2919 (1450 deel II folio 651v).
8. G.A. Delft,
Verpondingen 1632, 1e afd. inv.nr. 1761, fol. 46, 270, 271, 271vo, 272 en
272vo.
9. G.A. Delft,
Haardstedenregister 1638, 1e afd. inv.nr. 538 II, fol. 116 en 116vo.
10. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 1721, fol. 32.
11. G.A. Delft,
Verpondingen 1632, 1e afd. inv.nr. 1761, fol. 272 en 272vo.
12. G.A. Delft,
Haardstedenregister 1638, 1e afd. inv.nr. 538 II, fol. 116.
13. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 930, fol. 883.
14. Zie noot 1,
artikel van mw. J. de Loos-Haaxman.
15. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 1852, fol. 1059.
16. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 1850, fol. 503.
17. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 975, fol. 427.
18. G.A. Delft,
Oud rechterlijk Archief 5R, deel III, fol. 75.
19. G.A. Delft,
Verpondingen 1632, 1e afd. inv.nr. 1761, fol. 227vo en 498.
20. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2013, fol. 113.
21. G.A. Delft,
Archief Weeskamer Delft, Comparitieregisters na 1618, deel 9, fol. 400vo.
22. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2244, fol. 36 (8-1-1671).
23. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2244, fol. 73 (15-10-1671).
24. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2621 (11-2-1712).
25. G.A.
Rotterdam, O.N.A. Delfshaven inv.nr. 3876, fol. 587.
26. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2791 (17-11-1721, overhandigd aan de notaris 30-11-1721).
27. P. Beydals,
Twee testamenten (zie noot 1).
28. Testamenten
van Maria (van) Leeuwenhoek:
- G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2244, fol. 40,
(17-1-1671).
- G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2244, fol. 120,
(21-9-1672).
- G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2245, fol. 52
(24-8-1674).
- G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2301, fol. 208
(17-4-1690).
- De drie testamenten met haar vader
Antonie, genoemd in de noten 40, 41 en 42.
- G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2712, fol. 154
(codicil), (7-8-1732).
- G.A. Delft, O.N.A. 2636, fol. 1552, (24-6-1741).
- G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2753, fol. 19,
(20-5-1744).
29. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2801, fol. 57 (14-8-1755) en G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. ......
30. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 3193, aktes 67-70 (23-9-1776).
31. M.G.
Wildeman, Fragmenten Van Kuyck (Cuyck) Delft in: De Wapenheraut 1915, pag. 227
e.v. (vriendelijke mededeling van mr. E.J. Wolleswinkel).
32. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 1852, fol. 1055. Het gaat om
twee testamenten,
de een om 6 uur 's-avonds, de ander om 7
uur verleden.
33. G.A. Den
Haag, O.N.A., inv.nr. 63, fol. 306vo, testament (28- 8-1655) resp. O.N.A.
inv.nr. 996, fol. 76 (sterfhuis 31 mei 1697) en O.N.A. 996, fol. 115
(testament Anna Verloo).
34. G.A. Delft,
Verpondingen 1632, 1e afd. inv.nr. 1761, fol. 46, 271, 271vo, 272vo, 301, 301vo
en 370vo.
35. G.A. Delft,
Haardstedenregister 1638, 1e afd. inv.nr. 538 II, fol. 125vo.
36. G.A. Delft,
O.A. Delft, 1e afd. no 508, fol. 31 en 44,
betreffende
"Taxatie schaedens door het springen van het kruijdhuijs".
37. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2180, fol. 430.
38. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2099, fol. 399.
39. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 925, fol. 9.
40. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 1683, akte 66.
41. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 1638, akte 225, fol. 799.
42. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 1638, akte 227.
43. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 1638, akte 234, fol. 825.
44. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 1850, fol. 508.
45. - G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. ..., fol. ...
(notaris Gerrit van der Wel 19-4-1643).
- C.D. Bakker in: Gens Nostra november 1966,
pag. 351-354.
46. G.A. Delft,
O.N.A. 1850, fol. 663.
47. G.A. Delft,
O.N.A. 1851, fol. 764.
48. G.A. Den
Haag, O.N.A. inv.nr. 792. fol. 508.
49. Een baarkind
is een kind tussen 1 en 12 jaar oud (op de baar gedragen).
50. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2667, fol. 273.
51. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2401, fol. 111.
52. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2667, fol. 176 of 196.
53. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2667, fol. 233.
54. G.A. Den
Haag, O.N.A. inv.nr. 3105, fol. 338.
55. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2850, fol. 2782.
56. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2853, fol. 3055.
57. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2853, fol. 3097.
58. G.A. Delft,
Weeskamerarchief Delft, ....
59. G.A. Delft,
Weeskamerarchief Delft, ....
60. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2663, fol. 80.
61. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2666, fol. 133.
62. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2667, fol. 112.
63. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2972, fol. 59.
64. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. , fol.
65. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2311, fol. 240.
66. G.A. Delft,
O.N.A. inv.nr. 2385, fol. 99.
67. G.A. Delft,
O.R.A. 5H deel III, fol. 446.
68. G.A. Delft,
O.A. Delft 1e afdeling, inv.nr. 2002 (periode 7-1-1726 - 12-12-1730), notulen
van 20 en 21 februari en 6 maart 1730.
69. G.A.
Rotterdam, O.N.A. inv.nrs 1783, fol. 55; 1990, fol. 120 en 1251, fol. 73 en 75.
70. Streekarchief
Krimpenerwaard, R.A. Haastrecht nr. 49 fol. 33v. Op 23-9-1749 -hij is dan 53
jaar- wordt hij reeds "rentenier" genoemd in een lijst van drie
namen waarvan burgemeesters en waarsmannen menen dat zij geschikt zijn om
als collecteur op te treden inzake verponding.
71. Streekarchief
Krimpenerwaard, Archief gemeente Haastrecht, inv.nr. 59 en 60: Nominatie- en
electieboek; registers houdende de nominatie, electie en beëdiging van de
burgemeesters, schepenen, waartsmannen, gezworenen, kadeschouwers en
kerkmeesters 1677-1812 (Niet voor álle genoemde functies zijn over alle jaren
gegevens opgenomen).
Het
nominatie- en electieboek betreft de steede en landen van Haastrecht, dus de
"stad" zelf (overigens geen stadsrechten) en het grote omliggende
platteland. Telkens zijn er twee burgemeesters en zeven schepenen, benoemd
voor één jaar van mei tot mei. Meestal werden burgemeesters twee maal achter
elkaar benoemd.
Waartsmannen
waren een soort burgemeesters voor het platteland (benoemd voor twee jaar van
mei tot mei; telkens zijn er twee aanwezig nl. één voor boven Haastrecht
(ook Roosendaal genoemd) en één voor beneden Haastrecht). Gesworenen (of
heemraden) traden op voor de zeven polders van de steede en landen van
Haastrecht (telkens 10 personen -1 of 2 per polder-, jaarlijks gekozen voor de
periode februari-februari). Kadeschouwers werden gelijktijdig benoemd (in
totaal 12 personen voor de zes betrokken kaden).
Zie voor de
bestuursstructuur dr. A.J. Kölker: Haastrecht, Hoofdstukken uit het ontstaan
en de ontwikkeling van 'die Steede ende Landen van Haastregt' tot het begin van
de 19e eeuw. Hollandse Studiën 6, Uitgave van de Historische Vereniging
Holland. Hoofdstuk II.
72. R.A. Utrecht,
O.N.A. Oudewater, inv.nr. 1927, (13-5-1725).
73. Kölker, pag.
96. Samen met Bastiaan van Nooten, 'voornaem hennipcooper', is hij de hoogst
aangeslagene in Haastrecht rond 1710.
74. Schepen
Haastrecht 1680/1682 en 1689/1693. Gesworene voor de Haastrechter polder
Achterpoort 1695/1700. Burgemeester Haastrecht 1682/1684, 1686/1688,
1693/1695, 1696/1699, 1701/1703, 1705/1707, 1711/1713, 1714/1716 em 1717/1719
tot diens overlijden (begraven Haastrecht aangegeven 15 januari 1719). Zie
archiefnummers onder noot 71. Ouderling van de Gereformeerde kerk van Haastrecht
(telkens voor twee jaar gekozen) in de jaren 1684/1685, 1690/1691, 1696/1697,
1701/1702, 1705/1706, 1710/1711 en 1718/1719. Uit: Copie van de handelingen
van de kerkeraad 1683-1728, aanwezig in de studiezaal van het RAZH in Den Haag
(rode serie, delen 1: I en 2: I).
Gerrit
Willemsz. Verhaar en zijn neef (zoon van zijn zuster Maria Verhaar) Gerrit
van Leeuwen (schoonvader van Lambertus Leeuwenhoek) waren compagnons in
koopmanschap. Gerrit Willemsz. Verhaar en zijn vrouw Cornelia Ariëns lieten
(geen kinderen hebbend) meer dan f 100.000,- na aan hun nichten en neven.
75. G.A.
Rotterdam, ONA inv.nr. 1890, fol. 862.
76. G.A.
Rotterdam, ONA inv.nr. 1893, fol. 795; vriendelijke mededeling van de heer M.
Verolme.
77 Streekarchief
Krimpenerwaard, O.N.A. Haastrecht, inv.nr. 4654 akte 11, (13-8-1745).
Verklaring op verzoek van Theodorus Bisdom door Dirk Matse, 85 à 86 jr.
oud-burgemeester van Haastrecht en Hendrik Jooste van Wingerden 82 à 83
jaar oud, beiden wonend Haastrecht.
Idem
verklaring 29-11-1745 (hetzelfde inv.nr.) van Dirk Drost gerechtsbode van
Haastrecht (64 jaar) en Bartholomeus de Zomer linnewever (73 jaar), beiden
wonend Haastrecht.
Idem
verklaring 4-12-1745 (hetzelfde inv.nr.) van Leendert van der Neut ca. 46
jaar oud en Teunis van Wingerden 24 jaar oud, beiden wonend Haastrecht.
Idem
verklaring 4-6-1747 (hetzelfde inv.nr.) van Leendert van der Neut ca. 50 jaar
en Neeltje Kok ca. 44 jaar echtelieden, wonende aan de Vlist en eertijds -tot
1 mei 1746- huurder van de boerderij van Gerrit van Leeuwen bij genoemde
tuin.
78. RAZH, archief
Hoge Raad, inv.nr. 3.03.02, nr. 955, register der dictums 1738-1749
(22-12-1746). En voor benoeming van een procureur: G.A. Den Haag, inv.nr.
3110, fol. pagina 319.
79. Streekarchief
Krimpenerwaard, archief gemeente Haast- recht, inv.nr. 329: Klapper op de afgegeven akten
van in demniteit
1745-1811; de onderhavige akte van indemniteit inv.nr. 322, nr. 31.
80. Kölker pagina
103; alle burgemeesters, schepenen en waartsmannen werden ontslagen. Dat gold,
blijkens het e lectieboek,
niet voor de gezworenen en kadeschouwers.
81. Zie de
collectie advertenties (Leeuwenhoek) bij het CBG in Den Haag.
82. Streekarchief
Krimpenerwaard, O.N.A. Haastrecht, notaris Jan van Nooten inv.nr. ..., akte
181.
83. Streekarchief
Krimpenerwaard, O.N.A. Haastrecht, invnr. 4661, akte 172.
84. idem, akte
232, (4-7-1810).
85. idem, akte
236, (26-9-1810).
86. SA
Krimpenerwaard, RA Haastrecht, invnr. 194.
87. RA Utrecht,
ONA Oudewater, invnr. 1999, 21-6-1811 en 17-5- 1811, notaris Dirk
Blanken Hermanuszoon.
88. SA
Krimpenerwaard, RA Haastrecht, invnr. 195.
89. idem. De
boedelbeschrijving van de boedel van Lambertus Leeuwenhoek en Maria van
Leeuwen, alsmede die van Gerrit Leeuwenhoek, is opgenomen in het AR Utrecht,
ONA Oudewater, invnr. 1997, acte 26. In die beschrijving wordt inzake Gerrit
Leeuwenhoek opgemerkt dat hij "dijkheemraad van de Krimpenerwaard"
is.
90. RA Utrecht,
ONA Oudewater, invnr. 1999.
91. SA
Krimpenerwaard, NA Haastrecht, invnr. 4669, acte 744.
92. RAZH,
Memories van Successie 1806-1900 Haastrecht; inv.nrs. 2058 (aangifte
overlijden), 2061 (taxaties 23 augustus 1810) en 2059 (mededeling inzake de
nalatenschap).
93. Streekarchief
Krimpenerwaard, O.R.A. Haastrecht inv.nr. 177, akte 14-3-1761.
94. RAZH,
Memories van Successie 1806-1900 Haastrecht; inv nrs. 2058 (aangifte overlijden), 2061 (taxatie
10-1-1809 en herziene taxatie
20-1-1809) en 2050 (verklaring inzake de taxatie). Naast 1/7 deel van de boerderij bezit Jacoba
ook 1/7 deel van een stuk land,
dat eveneens getaxeerd wordt.
95. RAZH, O.R.A.
Hekendorp en IJselveer, nr. 3.03.08.058; inv.nr. 1, 2 en 20. Blijkens de
civiele rol (inv.nr. 2) was er telkens sprake van één schepen van de (Goejanverwelle)
sluis, en vier gewone schepenen, die telkens voor één jaar -en dan vervolgens
voor één jaar gecontinueerd- werden benoemd door de Vrijheer van de Hoge
Heerlijkheid Hekendorp op voordracht van de schepenen en heemraden van
Hekendorp (schepenen waren tevens heemraden). Telkens de periode eind oktober
tot eind oktober. Uit de rol blijkt dat telkens dezelfde personen benoemd
worden; een kleine groep van overwegend gegoede boeren die, na twee jaar in
functie te zijn geweest, vervolgens één jaar geen schepen zijn en daarna
veelal weer terugkomen als schepen. Naast de schepenen was er sprake van een
schout en drossaard; burgemeesters kende Hekendorp niet. Na 1794 komen
benoemingen in bestuursfuncties niet meer voor op de civiele rol. In het civiele
trouwboek 1765-1811 komt Adriaan Leeuwenhoek in de periode daarna nagenoeg elk
jaar (m.u.v. 1805 en 1810) voor als loco den schout dan wel als schepen
(trouwboek aanwezig in het R.A. Z.‑H., rode serie, deel 1).
96. Zie
nominatieboeken bij noot 100; vermeld wordt dat hij is aangewezen door de
burgemeesters van Gouda.
97. Zie voor de
aanhouding o.a. "Voor vaderland en vrijheid,
de revolutie
van de patriotten" uitgegeven door De Bataaf se Leeuw in 1987 onder redactie van drs. F. Grijzenhout, drs. W.W. Mijnhardt en dr. N.C.F.
van Sas (specifiek pag. 46
e.v.) alsmede "Goejanverwellesluis, de aanhouding van de prinses van Oranje op 28 juni
1787 door het vrijkorps van
Gouda" uitgegeven in 1987 door De Bataafse Leeuw, onder redactie van drs. W.A. Knoops en
drs. F. Ch. Meijer (speci
fiek pag. 56 e.v.).
98. RAZH, Archief
van het Comité van Defensie te Woerden, nr. 3.01.48, inv.nr. 280, fol. 448.
99. RAZH, ORA
Hekendorp en IJsselveer, inv.nr. 13, fol. 127. Eva Klaren, weduwe Herman van
Grieken, koopt de boerderij op 27-4-1771 voor f 7000 van Sijmon van der Jagt.
Het is een hofstede bestaande uit twee huizingen, berg en schuur met 20 mergen
land. Sijmon had op 28-4-1769 f 5000,- van Eva Klare geleend à 3% per jaar toen
hij zelf die boerderij kocht (inv.nr. als boven, fol. 122). Eva Klare schenkt
de boerderij op 20-8-1771 aan haar dochter Cornelia van Grieken (akte voor
notaris Arien Vermij, notaris te Oudewater; afschrift aanwezig in het
archief van de gemeente Haastrecht, inv.nr. 2462; Van Zanen Muller).
100. Testament van 22-10-1767 verleden voor notaris
Pieter de La Coste in Gouda. Afschrift aanwezig in het dossier Van Zanen
Muller: inv.nr. 2462 archief gemeente Haastrecht. Streekarchief
Krimpenerwaard.
101. RAZH, Memories van Successie 1806-1900 Haastrecht; invnr. 2061; taxatie -opgemaakt 16 maart 1809-
van de helft van 1/7 deel van
de boerderij genoemd bij noot 128, welk deel op f 200,- wordt getaxeerd.
102. Testament van 13-1-1809 verleden voor notaris Dirk
Blan ken in Oudewater.
Afschrift aanwezig in het dossier Van Zanen Muller; inv.nr. 2462 archief gemeente Haastrecht.
103. R.A. Utrecht, O.N.A. Oudewater, inv.nr. 2006, akte
75.
104. Verkoop 10-6-1814 voor Jan Gijsbert Schuak te
Woerden. Afschrift
hiervan is aanwezig in het dossier Van Zanen Mul ler, archief gemeente Haastrecht inv.nr. 2462.
105. RAZH, Memories van Successie 1806-1900 Haastrecht,
inv- nrs. 1646 en 1649
(aangifte overlijden), 1651 (aanslag voor collateraal), 1652 (memorie van aangeving van de
nagelaten goederen; taxaties
van diverse bezittingen; diverse andere
stukken).
106. R.A. Utrecht, O.N.A. Oudewater, inv.nr. 2017, akte
66.
107. Streekarchief Hollands Midden, O.N.A. Gouda, inv.nr.
872, fol. 217.
108. RAZH, Memories van Successie 1806-1900 Haastrecht,
inv. nrs. 1587 en 2236
(aangifte overlijden Teuntje van der El), 1584/1585 (de helft van de gemeenschappelijke boedel
be-
draagt f
5402,- waarover Pieter aan successierechten moet betalen een bedrag van 340 gulden, 6 stuivers en 4 pennin gen).
109. idem nr 3220, Memorie van aangifte van de boedel en
nala tenschap van Pieter
Leeuwenhoek.
110. Eva (ged. Jefje) Willems Klare schonk deze boerderij
op 20-8-1771, gelijktijdig met de schenking van de boerderij aan de Goejanverwellesluis
aan haar andere dochter Cornelia. Zie noot 99. De aan Neeltje van Grieken geschonken
boerderij was op haar beurt aan Eva Klare geschonken door haar moeder Cornelia
Jacobs Verkaik, weduwe Willem Leendertse Klare, op 19 april 1737 (O.R.A.
Haastrecht nr. 176, fol. 252).
111. RAZH, Weeskamerarchief Lande van Steijn, Willens
etc.,
invnr. 2 Weesboek
1619-1811, fol. 150.
112. In het archief Van Zanen Muller (nr. 2462) is handgeschreven
door Van Zanen Muller een deel van de erfhuiscedule opgenomen, die hij in
1924 heeft overgeschreven van een eigentijds afschrift, toen in het bezit van
de familie Leeuwenhoek (Niet bekend bij de auteurs of dit stuk thans nog
bestaat). De boeldagen zijn op 13, 14 en 15 maart 1775 gehouden op de
hofstede van Jacob Leeuwenhoek, genaamd Welgelegen, gelegen aan de Hogendijk
in de Lande van Steijn. De opbrengst bedraagt 4033 gulden en 19 stuivers.
De
(standaard)voorwaarden waaronder de goederen op de boeldag zijn verkocht zijn aanwezig in het O.R.A. van
Stein (RAZH) inv.nr. 3.03.08.178
nr. 57, erfhuiscedulles; een com
plete inventaris is niet aanwezig. Wel is er in de voorwaar den sprake van "koebeesten,
vaarsen, kuijspinken, pink
stieren, zog, paard, hooij, boerewagens, bouw en molkege reedschappen, mitsgaders goud,
zilver, koper, tin, mans en
vrouweklederen, beddens, inboedel en huijscieraden". De verkopers (Aaltje Smit en Gerrit
en Adriaan Leeuwenhoek) zullen
de koopprijs van een verkocht beest restitueren indien het binnen een bepaalde tijd komt te overlijden
aan de pestziekte, mits huid
en horens van het beest worden
getoond en er van twee personen getuigenverklaringen zijn. De omstanders mogen tijdens
de boeldag niet roken op s
straffe van f 1,- voor de armen van Steijn.
113. Testament op 18-9-1792 verleden voor notaris Arien
Ver mij, notaris te Oudewater.
Afschrift aanwezig in het dos sier Van Zanen Muller, archief
gemeente Haastrecht inv.nr. 2462.
114. R.A. Utrecht, O.N.A. Oudewater, inv.nr. 2017,
transport 22-5-1818.
115. Volgens Van Zanen Muller in inv.nr. 2462, archief
gemeente Haastrecht.
116. idem.
117. Streekarchief Hollands Midden, O.N.A. Gouda, inv.nr.
870,
folio 95.
118. RA Utrecht, ONA Oudewater, invnr. 1960, acte 45.
119. RAZH, Memories van Successie 1806-1900 Haastrecht,
inv.nrs 3240 (memorie van aangifte na overlijden van LambertusLeeuwenhoek)
en 3243 (idem na overlijden van Maria Rietveld). Aan onroerend goed worden
twee boerderijen geërfd met samen ca 50 bunder land.
120. Huwelijkse voorwaarden van Maria Leeuwenhoek en Hen drik Kromwijk: SA Krimpenerwaard,
ONA Haastrecht, invnr.
4669, acte 735 dd. 6 maart 1829.
121. G.A. Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 388, fol. 22.
122. G.A. Den Haag, O.N.A. inv.nr. 709, fol. 76.
123. G.A. Den Haag, O.N.A. inv.nr. 527, fol. 282.
124. C.B.G., Collectie Van Rijn, in mapje Leeuwenhoek een
origi neel impostbriefje
afgegeven door "M. Leeuwenhoeck en W. Post, Impostmeesters van 't Branthout over Delff en Del flant van den termijn den 1 April
1679".
125. G.A. Rotterdam, O.N.A. Delfshaven inv.nr. 3856, fol.
112.
126. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2018, fol. 45.
127. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2170, fol. 461.
128. G.A. Delft, O.R.A., 5C deel II, fol. 154.
129. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2458, fol. 18.
130. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2185, fol. 138.
131. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2452, fol. 203.
132.
133. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2431.
134. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2303, fol. 201.
135. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2243, fol. 75.
136. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2446.
137. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2621.
138. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2582, fol.
139. G.A. Delft, O.N.A inv.nr. 2438.
140. G.A. Delft, O.R.A. 5V deel II, fol. 22.
141. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2735, fol. 60.
142. G.A. Delft, O.N.A. inv.nr. 2428, fol. 890.
143. Blijkens de index op testamenten in Delft testeerde
zij op 9-8-1686, 16-7-1695,
28-1-1704, 7-1-1710, 15-1-1725, 18-2-
1728, 21-4-1734 en 25-6-1736. Deze aktes zijn niet door de auteurs bezien.
144. G.A. Delft, O.R.A. 5X deel III, fol. 110.
145. G.A. Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 2259, fol. 789,
notaris Willem Boon. De boedel
wordt verdeeld op basis van haar Delftse testament van 25 juni 1736 en haar aanvullend codicil
van 23 juni 1739 voor notaris Dirk
de Munnick in Rotterdam.
Schema genealogie
Alleen de mannen
met nakomelingen zijn opgenomen.
I * Philips Tonisz.
│
│
│
│
II
Thonis Philipsz.
(..
.-1643)
│
│
│
IIIa Philip Thonisz IIIb
Huijch Thonisz
(....-1638) (....-1669)
│ │
│ │
│
IVa Thonis Philipsz IVb Lambrecht Huijchz IVc Maerten Huijchz
(1632-1723)
(1624-1701)
(1631-1694)
│
│
Va Martinus Lambrechtsz Vb Adriaan
Lambrechtsz
(1659-1742)
(1662-1739)
│ │
│ │
│ │
VIa Pieter (Martinusz) VIb Lambertus Adriaansz
(1693-1750)
(1696-1764)
│
│
VIIa
Jacob VIIb
Lambertus
(1736-1774) (1741-1827)
│
│
│
VIII
Lambartus
(1771-1826)
│
│
IXa Jacob IXb Adrianus IXc Willem
(1806-1879)
(1809-1892) (1811-1869)